ECLI:NL:CRVB:2013:CA0760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de ZW-uitkering en de oorzaak van arbeidsongeschiktheid na bevalling
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G.A. Nandoe Tewarie, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van appellante niet lag in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Appellante was op 25 oktober 2010 uitgevallen voor haar werkzaamheden vanwege zwangerschapsklachten en beviel op 12 februari 2011 van een zoon. Na de bevalling ontving zij een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg, gevolgd door een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Op 6 juni 2011 meldde zij zich ziek, na het overlijden van haar zoontje op 10 juni 2011, en kreeg zij een Ziektewet-uitkering.
Het Uwv concludeerde na onderzoek dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet het gevolg was van de bevalling of zwangerschap. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling. De rechtbank onderschreef het oordeel van het Uwv en verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij verwees naar een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank stelde vast dat de psychische klachten van appellante voortkwamen uit een aanpassingsproblematiek en niet uitsluitend het gevolg waren van de zwangerschap of bevalling.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende zorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv over voldoende gegevens beschikte en dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat de arbeidsongeschiktheid van appellante het gevolg was van de bevalling of zwangerschap. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.