ECLI:NL:CRVB:2013:CA0760

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-407 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en de oorzaak van arbeidsongeschiktheid na bevalling

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. G.A. Nandoe Tewarie, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van appellante niet lag in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Appellante was op 25 oktober 2010 uitgevallen voor haar werkzaamheden vanwege zwangerschapsklachten en beviel op 12 februari 2011 van een zoon. Na de bevalling ontving zij een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg, gevolgd door een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Op 6 juni 2011 meldde zij zich ziek, na het overlijden van haar zoontje op 10 juni 2011, en kreeg zij een Ziektewet-uitkering.

Het Uwv concludeerde na onderzoek dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet het gevolg was van de bevalling of zwangerschap. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt na een herbeoordeling. De rechtbank onderschreef het oordeel van het Uwv en verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarbij zij verwees naar een rapportage van een bezwaarverzekeringsarts. De rechtbank stelde vast dat de psychische klachten van appellante voortkwamen uit een aanpassingsproblematiek en niet uitsluitend het gevolg waren van de zwangerschap of bevalling.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat het onderzoek van het Uwv onvoldoende zorgvuldig was. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv over voldoende gegevens beschikte en dat het onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was dat de arbeidsongeschiktheid van appellante het gevolg was van de bevalling of zwangerschap. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

12/407 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 december 2011, 11/6403 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 22 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.A. Nandoe Tewarie, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2013. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Nandoe Tewarie. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.M. Visser.
OVERWEGINGEN
1. Appellante is op 25 oktober 2010 uitgevallen voor haar werkzaamheden in verband met, onder meer, zwangerschapsklachten. Op 12 februari 2011 is zij bevallen van een zoon. Aan appellante is een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg toegekend tot 26 april 2011. Aansluitend is zij in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 6 juni 2011 heeft appellante zich met ingang van 1 juni 2011 ziekgemeld. Op 10 juni 2011 is haar zoontje overleden. Appellante is een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. Nadat onderzoek is verricht door een voor het Uwv werkzame verzekeringsarts, heeft het Uwv bij besluit van 4 juli 2011 vastgesteld dat de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid van appellante niet is gelegen in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 5 augustus 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv, na onderzoek door een bezwaarverzekeringsarts, dat standpunt gehandhaafd.
3. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. Onder verwijzing naar een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts heeft de rechtbank het standpunt van het Uwv onderschreven dat het hier geen klachten betreffen die uitsluitend het gevolg kunnen zijn van zwangerschap, bevalling of kraambed. De psychische klachten bij appellante betreffen een lichte aanpassingsproblematiek. Er waren spanningen tijdens de zwangerschap, er waren familieproblemen en appellante had veel zorgen over de baby. Daarbij heeft appellante aangegeven dat zij al vóór het overlijden van haar kindje met psychische klachten liep. De rechtbank heeft er op gewezen dat het hier geen zwangerschapsgevolg betreft, maar een normale reactie op een ingrijpende gebeurtenis. Naar het oordeel van de rechtbank was het door Uwv verrichte onderzoek zorgvuldig en volledig.
4. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere standpunt herhaald dat het door het Uwv verrichte onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Haar klachten zijn ernstiger dan door het Uwv is aangenomen. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt recente informatie uit de behandelende sector ingebracht.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1. Op grond van artikel 29a, vierde lid, van de ZW heeft de vrouwelijke verzekerde, nadat het recht op uitkering op grond van artikel 3:7, eerste lid, 3:8, derde lid, of 3:10, eerste lid, van de Wet arbeid en zorg is geëindigd, indien zij aansluitend ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap, recht op ziekengeld ter hoogte van haar dagloon, zolang die ongeschiktheid duurt.
5.2. Niet in geschil is dat appellante door ziekte ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid. Partijen verschillen van mening of die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.
5.3. Op grond van de door appellante aan het Uwv verstrekte informatie was duidelijk dat fysieke en psychische problemen reeds speelden voorafgaand aan de zwangerschap. Enerzijds blijkt uit de informatie die in hoger beroep is ingebracht dat appellante reeds in januari 2010 te kennen heeft gegeven dat zij met geestelijke problemen kampte. Anderzijds volgt uit de stukken dat de klachten van appellante samenhingen met het overlijden van haar zoontje op 10 juni 2011. Van een duidelijk verband met zwangerschap of bevalling is daarom geen sprake.
5.4. Dat het Uwv over onvoldoende gegevens beschikte of dat het onderzoek onvoldoende zorgvuldig was is niet gebleken. Anders dan appellante veronderstelt, is de standaard ‘Zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid’ niet uitsluitend en alleen gehanteerd, maar is deze gebruikt als hulpmiddel om tot een beoordeling te komen. De door appellante in hoger beroep ingebrachte medische informatie onderschrijft in wezen de door het Uwv getrokken conclusies. Er is daarom geen aanleiding om het door het Uwv verrichte onderzoek onvolledig of onzorgvuldig te achten. Voor het overige wordt volstaan met te verwijzen naar hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld en overwogen.
6. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) Z. Karekezi
JvC