ECLI:NL:CRVB:2013:CA0753
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en voldoende medische grondslag voor arbeid als bloembindster
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die als bloembindster werkzaam was. Appellante had zich op 6 september 2010 ziek gemeld met voet- en rugklachten en ontving vanaf dat moment een ZW-uitkering. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep van appellante tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond had verklaard. De Raad oordeelt dat er voldoende medische grondslag is voor de conclusie dat appellante op 9 mei 2011 in staat was haar eigen arbeid te verrichten.
Tijdens het proces is naar voren gekomen dat appellante sinds januari 2011 zooltjes draagt, aangemeten door een podotherapeut, en dat dit haar hielp bij het lopen. De Raad heeft de medische gegevens van verschillende orthopeden beoordeeld, waaronder die van dr. J. Fabry en R.J. Blokzijl, en concludeert dat er geen bewijs is dat appellante op de datum in geding niet in staat was om haar werkzaamheden als bloembindster uit te voeren. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af.
De uitspraak benadrukt het belang van medische rapportages en de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid in relatie tot de specifieke werkzaamheden van de appellante. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en bevestigt de beslissing van de rechtbank.