ECLI:NL:CRVB:2013:CA0741

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-6125 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang en vergoeding wettelijke rente

In deze zaak heeft appellant A. te B. hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 18 oktober 2012. Het hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die op 20 december 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen. Appellant verzocht om vergoeding van gemaakte kosten en wettelijke rente. Het Uwv heeft geen verweerschrift ingediend en met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het Uwv met de beslissing op bezwaar van 20 december 2012 volledig tegemoet is gekomen aan de vorderingen van appellant in hoger beroep. Hierdoor bestaat er geen inhoudelijk geschil meer tussen partijen, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

Desondanks heeft de Raad het verzoek van appellant om vergoeding van wettelijke rente over het te restitueren bedrag toegewezen. De Raad heeft ook het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die appellant heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, welke zijn begroot op in totaal € 1.416,--. De uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 mei 2013.

Uitspraak

12/6125 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 18 oktober 2012, 11/3754 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 22 mei 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. van Sark hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 20 december 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 16 januari 2013 heeft appellant verzocht om een vergoeding van de gemaakte kosten en wettelijke rente.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
Met de beslissing op bezwaar van 20 december 2012 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Dit besluit, waarbij het Uwv het bezwaar van appellant gegrond heeft verklaard en de terugvordering op nihil heeft gesteld, komt geheel tegemoet aan het in (hoger) beroep gevorderde. Appellant heeft de Raad verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten en de wettelijke rente over het aan appellant te restitueren bedrag.
Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
De Raad wijst het verzoek van appellant toe om het Uwv te veroordelen in de vergoeding van de wettelijke rente over het te restitueren bedrag. Wat betreft de wijze waarop het Uwv de rente dient te berekenen, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 25 januari 2012, LJN BV1958.
De Raad ziet aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 944,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 472,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 1.416,--.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van wettelijke rente als hiervoor is vermeld;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 1.416,--;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 156,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2013.
(getekend) M. Greebe
(getekend) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen