ECLI:NL:CRVB:2013:CA0446

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-3838 Wajong
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Wajong-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellant, A. te B., had ingediend tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn Wajong-uitkering. De rechtbank had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellant had bij brief van 26 augustus 2010 bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 14 juni 2010, waarbij hem een uitkering was toegekend. De rechtbank oordeelde dat appellant geen omstandigheden had aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, ondanks zijn psychische gesteldheid.

In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad stelde vast dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om adequaat te reageren en meerdere malen contact op te nemen met het Uwv tijdens de bezwaartermijn. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe gegevens waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De verklaring van psychiater Moeniralam bood geen nieuwe inzichten die de ontvankelijkheid van het bezwaar konden rechtvaardigen.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, met I.J. Penning als griffier, en vond plaats in het openbaar op 17 mei 2013.

Uitspraak

11/3838 Wajong
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 mei 2011, 11/1458 Wajong (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 17 mei 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.A. Timmer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Namens appellant zijn een rapport van psychiater H. Moeniralam van 28 september 2011 en een verklaring van sociaal raadsvrouw F.J. van Rhijn van 12 oktober 2011 in het geding gebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Timmer. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 14 juni 2010 heeft het Uwv aan appellant per 31 mei 2010 een uitkering ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten toegekend.
1.2. Appellant heeft bij brief van 26 augustus 2010 bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Appellant heeft desgevraagd bij brieven van 3 en 10 november 2010 aan het Uwv kenbaar gemaakt wat de reden was voor het te laat indienen van het bezwaar. Bij het bestreden besluit van 20 januari 2011 heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt voor het vernietigde besluit. De rechtbank heeft daarbij beslissingen gegeven omtrent proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft daartoe - kort samengevat - overwogen dat appellant geen omstandigheden heeft aangevoerd die tot de conclusie leiden dat het bezwaarschrift niet tijdig had kunnen worden ingediend. Met name heeft de rechtbank in de psychische gesteldheid van appellant geen reden gezien de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De onderzoeksbevindingen van psychiater Moeniralam konden hier volgens de rechtbank niet aan afdoen.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat bij de indiening van het bezwaarschrift de bezwaartermijn is overschreden. In geschil is de vraag of de termijnoverschrijding bij het instellen van bezwaar al dan niet verschoonbaar is te achten.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Terecht en op goede gronden heeft de rechtbank in de door appellant aangevoerde omstandigheden geen aanleiding gezien om aan te nemen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. De Raad voegt daaraan nog het volgende toe. Voor zover de verstandelijke vermogens van appellant beperkt moeten worden geacht, wat daar ook van zij, heeft hem dat niet belemmerd tijdens de bezwaartermijn meerdere malen telefonisch contact op te nemen met het Uwv. Dat is ook door het Uwv ter zitting is bevestigd. Dit ondersteunt het oordeel van de rechtbank dat appellant in staat was adequaat te reageren en er geen reden was om aan te nemen dat de psychische gesteldheid van appellant dusdanig ernstig was dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest. Hetzelfde geldt voor het feit dat appellant zich blijkens de verklaring van sociaal raadsvrouw Van Rhijn in 2010 en 2011 diverse malen heeft laten bijstaan door sociaal raadslieden. De in hoger beroep overgelegde verklaring van psychiater Moeniralam bevat geen nieuwe gegevens welke de Raad tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
5. Uit hetgeen is overwogen onder 4.1 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. De Raad ziet geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) I.J. Penning