ECLI:NL:CRVB:2013:CA0446
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit Wajong-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat appellant, A. te B., had ingediend tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn Wajong-uitkering. De rechtbank had het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. Appellant had bij brief van 26 augustus 2010 bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv van 14 juni 2010, waarbij hem een uitkering was toegekend. De rechtbank oordeelde dat appellant geen omstandigheden had aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten, ondanks zijn psychische gesteldheid.
In hoger beroep heeft de Raad de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad stelde vast dat appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat was om adequaat te reageren en meerdere malen contact op te nemen met het Uwv tijdens de bezwaartermijn. De Raad oordeelde dat er geen nieuwe gegevens waren die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De verklaring van psychiater Moeniralam bood geen nieuwe inzichten die de ontvankelijkheid van het bezwaar konden rechtvaardigen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, met I.J. Penning als griffier, en vond plaats in het openbaar op 17 mei 2013.