ECLI:NL:CRVB:2013:CA0297
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage. Appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Shaaban, had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv, dat haar geen recht op een WIA-uitkering toekende per 28 augustus 2010. Het Uwv stelde dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op minder dan 35% was vastgesteld. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft het procesverloop en de argumenten van appellante in hoger beroep beoordeeld. Appellante voerde aan dat het Uwv ten onrechte een beroep had gedaan op artikel 46a van de Wet WIA en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen. De Raad oordeelde dat de rechtbank op goede gronden had geconcludeerd dat het Uwv zorgvuldig medisch onderzoek had verricht. De bezwaarverzekeringsarts had voldoende informatie verzameld, inclusief psychiatrische expertise, om tot een zorgvuldige beoordeling te komen. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank dat de medische beperkingen van appellante niet waren onderschat en dat de geselecteerde functies medisch geschikt waren.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van griffier J.R. Baas, en werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2013.