ECLI:NL:CRVB:2013:CA0196
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Ch. van Voorst
- J.J.T. van den Corput
- F.A.M. Stroink
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na auto-ongeval en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering van appellante, die als taxichauffeur werkte en op 17 november 2010 uitviel door hoofd-, been- en nekklachten na een auto-ongeval. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, die het beroep van appellante tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat er geen medische argumenten waren om af te wijken van het oordeel dat appellante per 7 februari 2011 geschikt was voor haar eigen werk.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv in strijd met het medisch arbeidsongeschiktheidscriterium (MAOC) geen onderzoek heeft gedaan naar haar beperkingen. Ze heeft verschillende medische rapporten overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt, waaronder een rapport van neuroloog Niewold. De Raad oordeelt echter dat de door Niewold gestelde beperkingen niet voldoende zijn onderbouwd en dat de eerdere conclusies van de verzekeringsartsen en bedrijfsarts Miedema voldoende zijn om te concluderen dat appellante geschikt was voor haar werk.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De Raad stelt dat de artsen zorgvuldig en volledig onderzoek hebben verricht en dat de rapportages een solide basis vormen voor het oordeel dat appellante per 7 februari 2011 geschikt was voor haar werk. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in het kader van de Ziektewet en de rol van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling.