ECLI:NL:CRVB:2013:CA0096
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.J. Govaers
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de afwijzing van een WIA-uitkering aan appellant, A. te B. Het Uwv had bij besluit van 27 april 2010 vastgesteld dat appellant met ingang van 18 maart 2010 geen recht had op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard door het Uwv op 9 december 2010. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarbij zij geen gronden vond om te twijfelen aan de medische beoordeling door de bezwaarverzekeringsarts.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn medische klachten, waaronder enkel- en knieklachten, en dat de geselecteerde functies niet passend zijn. Hij heeft medische gegevens overgelegd van zijn huisartsen en een reumatoloog, alsook een verklaring van zijn revalidatie-arts. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht geen aanleiding heeft gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling. De Raad concludeert dat de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde conclusie van de bezwaarverzekeringsarts juist is en dat de geselecteerde functies passend zijn voor appellant, gezien de vastgestelde belastbaarheid.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 8 mei 2013, waarbij M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en K. Wentholt als leden hebben geoordeeld, in aanwezigheid van griffier J.R. Baas.