ECLI:NL:CRVB:2013:CA0048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schuldig nalatig zijn bij niet-betaalde premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) die hem 100% schuldig nalatig had verklaard voor het niet betalen van de verschuldigde premie voor de Algemene Ouderdomswet over de periode van januari 2005 tot en met mei 2005. De Svb had de appellant in kennis gesteld van een openstaande schuld van € 14.097,- aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, en verzocht om te onderzoeken of er sprake was van schuldig nalatig gedrag.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in 2005 geen inkomsten in Nederland had genoten en dat hij eind mei 2005 naar Duitsland was verhuisd zonder de Nederlandse instanties hiervan op de hoogte te stellen. De Raad heeft de relevante wetgeving, met name artikel 18 van de Wet financiering volksverzekeringen (Wfv) en artikel 61 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), in overweging genomen. De Raad concludeerde dat de appellant schuldig nalatig was, omdat hij de op aanslag verschuldigde premie niet had betaald, en dat zijn argumenten in hoger beroep niet konden afdoen aan deze conclusie.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, met de ondertekening van de voorzitter en de griffier.