ECLI:NL:CRVB:2013:CA0044

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-1522 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van AOW-toekenning op basis van onvoldoende bewijs van verzekering

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1946, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 1 februari 2012 zijn beroep tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond had verklaard. De Svb had op 31 december 2010 geweigerd appellant een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe te kennen, omdat niet was gebleken dat hij voor de AOW verzekerd was geweest. Appellant had in oktober 2009 een aanvraag ingediend, waarin hij aangaf van 1974 tot 1975 in Nederland te hebben gewerkt bij verschillende werkgevers, waaronder Hillers B.V. en Wilton Fijenoord. Echter, de Svb kon geen bewijs vinden dat appellant daadwerkelijk verzekerd was voor de AOW.

De rechtbank oordeelde dat de Svb toereikend onderzoek had verricht en dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij in Nederland voor de AOW verzekerd was geweest. In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat hij recht had op AOW, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant geen gegevens had aangedragen die konden aantonen dat hij verzekerd was voor de AOW. De Svb had, op basis van de beperkte informatie van appellant, het nodige onderzoek gedaan, maar er was geen bewijs gevonden dat appellant aan de voorwaarden voor AOW voldeed.

De uitspraak werd gedaan door M.M. van der Kade, met G.J. van Gendt als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2013. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien er geen aanleiding voor was. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.

Uitspraak

12/1522 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
1 februari 2012, 11/1380 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 8 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2013. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
OVERWEGINGEN
1. Appellant, die is geboren in 1946, heeft de Svb in oktober 2009 verzocht om hem een ouderdomspensioen toe te kennen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op een hem toegezonden aanvraagformulier heeft appellant te kennen gegeven dat hij van 1974 tot 1975 in Nederland heeft gewerkt. Aanvankelijk vermeldde appellant te hebben gewerkt bij Hillers B.V. in Rotterdam en Hillers Maintenance Services B.V. in Zwijndrecht. Nadien heeft hij daaraan andere werkgevers toegevoegd, namelijk Bolnes en Wilton Fijenoord.
2. Bij besluit van 31 december 2010 heeft de Svb geweigerd appellant een ouderdomspensioen op grond van de AOW toe te kennen. Daaraan is ten grondslag gelegd dat niet is gebleken dat appellant voor de AOW verzekerd is geweest. Het bezwaar van appellant hiertegen is bij het bestreden besluit van 16 februari 2011 door de Svb ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat niet is gebleken dat appellant ingezetene van Nederland is geweest of ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden aan de loonbelasting onderworpen is geweest.
3. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat - kort gezegd - de Svb toereikend onderzoek heeft verricht en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Nederland voor de AOW verzekerd is geweest. De Svb heeft het bevolkingsregister, het schakelregister, de (opvolgers van) door appellant genoemde werkgevers en de pensioensfondsen waarbij deze werkgevers mogelijk aangesloten waren, bevraagd doch appellantes stellingen niet bevestigd gekregen.
4. In hoger beroep heeft appellant evenals in beroep gesteld dat hij wel degelijk in Nederland heeft gewerkt en gewoond en dat hij recht heeft op een AOW-pensioen.
5. De Raad onderschrijft wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen. Appellant heeft geen gegevens aangedragen op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat hij verzekerd is geweest voor de AOW. De Svb heeft aan de hand van de weinige gegevens die appellant heeft verstrekt, het nodige onderzoek gedaan, maar ook hieruit is nog niet het begin van bewijs voortgekomen dat sprake is geweest van verzekering.
6. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) G.J. van Gendt
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
JvC