ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9839

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12-4103 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning ouderdomspensioen met korting wegens niet verzekerde jaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een ouderdomspensioen aan appellante, geboren in 1932. Appellante had eerder een ouderdomspensioen toegekend gekregen met een korting van 32% wegens 16 niet verzekerde jaren. Tegen dit besluit was geen rechtsmiddel aangewend. In mei 2011 verzocht appellante de Sociale verzekeringsbank (Svb) om herziening van het pensioen, wat leidde tot een nieuwe toekenning met een korting van 20% wegens 10 niet verzekerde jaren. De Svb weigerde echter om het pensioen met meer dan één jaar terugwerkende kracht te herzien, omdat er geen sprake was van een bijzonder geval. Appellante stelde dat zij door de Svb op het verkeerde been was gezet en dat haar onbekendheid met haar recht op een hoger pensioen verschoonbaar was. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen bijzonder geval was. Volgens vaste rechtspraak levert onbekendheid met wettelijke regelingen of rechtspraak in de regel geen bijzonder geval op. De Raad oordeelde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor het tijdig oriënteren op de gevolgen van het arrest Wessels-Bergervoet, waar zij al in 2002 van op de hoogte was. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van appellante faalde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat hiervoor geen grond was.

Uitspraak

12/4103 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 8 juni 2012, 11/1914 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 8 mei 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.E.Th. Hogervorst, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2013. Appellante is - zoals tevoren is bericht - niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
OVERWEGINGEN
1.1. Aan appellante, geboren [in] 1932, is ingevolge de Algemene Ouderdomswet bij besluit van 22 oktober 1997 vanaf december 1997 een ouderdomspensioen toegekend met een korting van 32% wegens 16 niet verzekerde jaren. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
1.2. In mei 2011 is de Svb gevraagd om herziening van het aan appellante toegekende ouderdomspensioen. Gelet op het arrest Wessels-Bergervoet van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM 4 juni 2002, 34462/97) is deze aanvraag bij besluit van 16 mei 2011 gehonoreerd, in die zin dat vanaf mei 2010 een ouderdomspensioen aan appellante is toegekend met een korting van 20% wegens 10 niet verzekerde jaren. Bij besluit van 27 september 2011 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellante tegen de weigering van de Svb om haar ouderdomspensioen met meer dan één jaar terugwerkende kracht te herzien, ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat niet is gebleken dat er sprake is van een bijzonder geval, aangezien de door appellante gestelde onbekendheid met haar recht op een hoger ouderdomspensioen niet verschoonbaar is. Om die reden heeft de Svb zich niet bevoegd geacht om aan appellante een ouderdomspensioen toe te kennen met meer dan één jaar terugwerkende kracht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante in hoofdzaak gesteld dat aangenomen moet worden dat er wel degelijk sprake is van een bijzonder geval, aangezien appellante destijds door de Svb op het verkeerde been is gezet. Naar aanleiding van het arrest Wessels-Bergervoet heeft de Svb het bericht verspreid dat alle pensioengerechtigden in Nederland die ingevolge dit arrest mogelijk in aanmerking komen voor een hoger pensioen, daarvan in september 2002 individueel bericht zouden ontvangen. Appellante is er daarom vanuit gegaan dat zij geen nadere actie hoefde te ondernemen en heeft van de Svb ten onrechte geen nader bericht ontvangen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Evenals in beroep is in hoger beroep het geschil toegespitst op de vraag of sprake is van een bijzonder geval.
4.3. Ook naar het oordeel van de Raad is van een bijzonder geval geen sprake. Volgens vaste rechtspraak levert onbekendheid met wettelijke regelingen, verdragsbepalingen of rechtspraak in de regel geen bijzonder geval op. Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt indien de onbekendheid van de belanghebbende met zijn mogelijke recht op (een hoger) pensioen verschoonbaar is, maar daarvan is in het onderhavige geval niet gebleken. De stelling van appellante dat zij destijds door de Svb op het verkeerde been is gezet en dat daarom sprake is van verschoonbaarheid, kan de Raad niet volgen. Appellante heeft kennelijk juist door informatie die is verstrekt door de Svb, al in 2002 van het arrest Wessels-Bergervoet gehoord en het was in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van appellante zelf om zich, eventueel met de hulp van derden, bijtijds te oriënteren op de gevolgen van dit arrest op haar aanspraken. Appellante heeft een risico genomen door niet al in 2002 of 2003 actie te ondernemen. Dat risico blijft voor haar rekening.
4.4. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep van appellante faalt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen grond.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.M. van der Kade, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2013.
(getekend) M.M. van der Kade
(getekend) G.J. van Gendt
QH