ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9833
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verantwoordelijkheid voor niet-betaalde AOW-premies door failliete ondernemers in de horeca
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) betreffende de niet-betaalde AOW-premies door twee appellanten, die als zelfstandig ondernemers in de horeca werkzaam waren. De appellanten, die op 17 mei 2006 failliet zijn verklaard, hebben in de jaren 2000, 2001, 2003, 2004 en 2005 geen AOW-premies betaald. De Svb heeft vastgesteld dat appellant 1 schuldig nalatig is in het betalen van deze premies, terwijl appellant 2 schuldig nalatig is voor de jaren 2002 tot en met 2005. De Raad oordeelt dat het niet betalen van de premies appellanten kan worden verweten, ondanks hun faillissement. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat appellanten beschikbare middelen hebben aangewend voor investeringen in plaats van het reserveren van gelden voor de premieschulden. De Raad benadrukt dat de keuze om beschikbare middelen te investeren en geen reserveringen te maken voor de premieschuld voor rekening en risico van de appellanten komt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de omstandigheden niet de conclusie rechtvaardigen dat het niet betalen van de premie appellanten niet kan worden verweten. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak en stelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het niet betalen van de premies rechtvaardigen. De uitspraak van de rechtbank wordt bekrachtigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.