ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9526
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid en deugdelijkheid medisch onderzoek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de WIA-uitkering van appellant, die door het Uwv is vastgesteld op minder dan 35% arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft op 11 oktober 2010 besloten de uitkering van appellant te beëindigen, wat door de rechtbank 's-Gravenhage in een eerdere uitspraak is bevestigd. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat zijn beperkingen onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. Hij wijst op zijn obstructieve longziekte, hartklachten, maagklachten en diabetes, en stelt dat hij door zijn ernstige vermoeidheid niet in staat is om de geduide functies te vervullen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig of onvolledig is geweest. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd die zou kunnen leiden tot een andere conclusie over de belastbaarheid van appellant. De bezwaarverzekeringsarts heeft voldoende gemotiveerd dat appellant, gezien zijn beperkingen, in staat is om passende arbeid te verrichten zonder dat er een urenbeperking nodig is.
De Raad heeft ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de geduide functies passend zijn voor appellant. De signaleringen in het arbeidskundige rapport zijn voldoende toegelicht. Uiteindelijk heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling of schadevergoeding.