ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8855
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag na herziening WAO-uitkering en vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds september 1996 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangt, had in maart 2011 een aanvraag ingediend voor kinderbijslag bij de Sociale verzekeringsbank (Svb). Deze aanvraag werd geweigerd op basis van de overgangsregeling in artikel 27 van het Koninklijk Besluit 746, omdat de appellant in het vierde kwartaal van 1999 geen recht had op kinderbijslag. De appellant voerde aan dat de Svb hem nooit had geïnformeerd over de voorwaarden voor het verkrijgen van kinderbijslag na de herziening van zijn WAO-uitkering naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. Hij beriep zich op het vertrouwensbeginsel, maar de Raad oordeelde dat er geen uitdrukkelijke toezeggingen waren gedaan door de Svb die aan de appellant gerechtvaardigde verwachtingen hadden gewekt. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van de appellant ongegrond was verklaard. De Raad concludeerde dat de appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor kinderbijslag en dat het hoger beroep niet slaagde. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.