ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het recht op een uitkering ingevolge de Wet WIA na beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond. Appellante, die sinds 30 augustus 2005 als huishoudelijk medewerkster in de thuiszorg werkte, meldde zich op 2 september 2008 ziek met nek- en schouderklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 2 september 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor zij geen recht op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) had. Appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 15 maart 2013 is appellante niet verschenen, maar het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J.H.H. Fuchs. Appellante voerde in hoger beroep dezelfde gronden aan als in eerste aanleg, waaronder de stelling dat het Uwv haar klachten als gevolg van de diagnose fibromyalgie niet serieus nam. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de eerdere uitspraak van de rechtbank terecht was. De Raad oordeelde dat de medische en arbeidskundige grondslagen waarop het besluit van het Uwv was gebaseerd, voldoende waren onderbouwd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van de bezwaarverzekeringsarts.
De Raad bevestigde dat de klachten van appellante niet leidden tot zodanige objectieve beperkingen dat zij niet in staat zou zijn om passend werk te verrichten. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 april 2013.