ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8618
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een besluit van het Uwv inzake arbeidsongeschiktheidsverzekering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, A. te B., had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 12 november 2010, waarin hem werd meegedeeld dat hij geen uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen zou ontvangen. Dit besluit was gebaseerd op de constatering dat appellant niet voldeed aan de voorwaarde van een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer.
Het bezwaar van appellant tegen dit besluit werd door het Uwv niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat appellant zijn bezwaarschrift pas op 27 december 2010 had ingediend, terwijl de bezwaartermijn op 24 december 2010 eindigde. Appellant had aangevoerd dat hij door weersomstandigheden niet in staat was om het bezwaar tijdig in te dienen, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden voor zijn risico kwamen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellant niet met voldoende bewijs had aangetoond dat hij gedurende de bezwaartermijn niet in staat was om het bezwaarschrift in te dienen. De Raad concludeerde dat het Uwv op goede gronden het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.