ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8487
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die sinds 1 januari 2000 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft vastgesteld dat appellant betrokken was bij de handel in motorvoertuigen en aanhangwagens zonder dit te melden, waardoor hij zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden. Op 1 oktober 2009 heeft het college de bijstand van appellant voor een periode van 21 maanden ingetrokken en een bedrag van € 27.429,94 teruggevorderd.
Na bezwaar van appellant heeft het college op 12 april 2010 het besluit van 1 oktober 2009 deels herzien, waarbij de intrekking van de bijstand werd beperkt tot acht maanden en de terugvordering werd verlaagd tot € 10.745,70. De rechtbank Leeuwarden heeft op 10 december 2010 het beroep tegen dit besluit gegrond verklaard en het college opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Het college heeft op 17 februari 2011 een nieuw besluit genomen, waarbij de intrekking van de bijstand verder werd beperkt en de terugvordering werd verlaagd tot € 8.302,22. De rechtbank heeft het beroep tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep ging. Appellant stelde dat het college geen rekening had gehouden met een beslissing van het Openbaar Ministerie van 27 januari 2011, waarin werd aangegeven dat hij niet verder strafrechtelijk zou worden vervolgd.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de beslissing van het Openbaar Ministerie geen doorslaggevende betekenis heeft voor de procedure. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 23 april 2013.