ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8344

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/3016 WAO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerder besluit inzake WAO

Op 24 april 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 12/3016 WAO-PV, waarin het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak werd afgewezen. De verzoeker, A. te B., had verzocht om herziening op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet. Dit verzoek werd gedaan omdat de verzoeker meende dat er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. Echter, de Raad oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren gepresenteerd die niet eerder bekend waren en die tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. De Raad bevestigde dat het herzieningsmiddel niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, maar enkel voor het inbrengen van nieuwe feiten of omstandigheden.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier, G.J. van Gendt, en de voorzitter, I.M.J. Hilhorst-Hagen, hebben de beslissing ondertekend. De Raad heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is gebaseerd op eerdere uitspraken en de argumenten van de verzoeker zijn niet als voldoende geacht om het verzoek om herziening te honoreren. De Centrale Raad van Beroep heeft daarmee de eerdere beslissing van het Uwv en de rechtbank bevestigd, en het verzoek om herziening werd afgewezen.

Uitspraak

12/3016 WAO-PV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 17 februari 2011, 09/4334.
Partijen:
[A. te B.] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: I.M.J. Hilhorst-Hagen
Griffier: G.J. van Gendt
Ter zitting is verschenen: verzoeker. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen:
1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Verzoeker heeft indertijd bij het Uwv een verzoek om terug te komen van een rechtens onaantastbaar geworden besluit ingediend, welk verzoek op grond van artikel 4:6 van de Awb door het Uwv is afgewezen. De uitspraak van de rechtbank waarin over dit verzoek is geoordeeld is door de Raad in de uitspraak waarvan thans herziening is gevraagd, op de door de rechtbank gebezigde gronden bevestigd.
3. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek zijn eerdere in beroep en hoger beroep ingenomen standpunten herhaald.
4. Zoals de Raad reeds eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in zijn uitspraak van 3 oktober 2003, LJN AN7982, is het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet gegeven om anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen. Nieuwe feiten of omstandigheden zijn in de onderhavige procedure door verzoeker niet naar voren gebracht. De stelling van verzoeker dat het Uwv nog steeds voor hem bestemde besluiten aan het verkeerde adres stuurt is niet als een dergelijk feit of omstandigheid aan te merken. Het verzoek om herziening dient dan ook te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) G.J. van Gendt (getekend) I.M.J. Hilhorst-Hagen
NW