ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8080

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11-6231 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van medische grondslag en belastbaarheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 april 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De problematiek van appellante werd door de bezwaarverzekeringsarts als meer sociaal dan psychisch gekarakteriseerd, en de cognitieve beperkingen werden niet als zodanig beoordeeld dat zij niet in staat zou zijn om eenvoudige gestructureerde werkzaamheden te verrichten. Appellante had in hoger beroep een rapportage van I-psy ingediend, waarin werd gesteld dat er sprake was van een ernstige depressie met psychotische kenmerken. De Raad oordeelde echter dat deze rapportage onvoldoende aanleiding gaf om te twijfelen aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts, die de beperkingen en belastbaarheid van appellante had vastgesteld in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de beperkingen van appellante op de datum in geding, 22 december 2009, correct waren vastgesteld en dat de arbeidsdeskundigen voldoende gemotiveerd hadden waarom de belasting van de geduide functies de belastbaarheid van appellante niet overschreed. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

11/6231 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van
13 september 2011, 11/1244 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 april 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. El Ahmadi, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2013 Appellante is met kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.
OVERWEGINGEN
1.1. Bij besluit van 7 maart 2011 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante tegen het besluit van 1 oktober 2010, waarin het Uwv haar per einde wachttijd - 22 december 2009 - een uitkering ingevolge de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft geweigerd, ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De stelling van appellante dat de beperkingen onvoldoende zijn meegenomen is in beroep niet met medische gegevens onderbouwd.
3. Appellante heeft in hoger beroep haar gronden van beroep herhaald en ter onderbouwing van haar standpunt een rapportage van I-psy (interculturele psychiatrie) van 16 augustus 2011 ingediend. Volgens deze rapportage van S. Dehvari, psycholoog i.o. en S. El Kaddouri, GZ-psycholoog, is sprake van een depressie, eenmalig, ernstig met psychotische kenmerken en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming. De klachten bestaan sinds drie jaar, sinds haar ontslag in 2008. Door het kwijtraken van haar woning zijn de klachten verergerd. Volgens appellante is er dan ook voldoende aanleiding om te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Er is geen aanleiding over de medische grondslag van het bestreden besluit een ander oordeel te geven dan de rechtbank heeft gedaan. Evenmin is er aanleiding voor twijfel aan het standpunt van de bezwaarverzekeringsarts ten aanzien van de beperkingen van appellante op de datum in geding, 22 december 2009, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 februari 2011.
4.3. De verzekeringsarts heeft appellante op het spreekuur van 10 augustus 2010 onderzocht en heeft op basis van dit onderzoek, de gegevens in het dossier en de opgevraagde informatie van de huisarts in de rapportage van 3 september 2010 de diagnose aanpassingsstoornis met gemengd beeld en chronische pijnklachten vastgesteld. De bezwaarverzekeringsarts heeft op basis van dossieronderzoek, eigen onderzoek en informatie van A.J.A. van de Peppel, psychiater, van 14 december 2010 aanleiding gezien om de beperkingen en belastbaarheid van appellante in de door de verzekeringsarts vastgestelde FML aan te passen. De bezwaarverzekeringsarts heeft een extra beperking vastgesteld bij item 1.9.2, waarin is vermeld dat appellante is aangewezen op vaste, bekende werkwijzen (routine-afhankelijk), en als gevolg van de rugklachten extra beperkingen vastgesteld. Ten aanzien van de door Van de Peppel vastgestelde depressieve stoornis NAO, dan wel een aanpassingsstoornis, is de bezwaarverzekeringsarts van oordeel dat deze stoornis niet zodanig ernstig is dat sprake is van een ernstige dan wel matig ernstige, depressie in engere zin. De problematiek van appellante lijkt volgens de bezwaarverzekeringsarts meer van sociale dan psychische aard en de cognitieve beperkingen zijn niet dusdanig dat zij niet in staat zou zijn eenvoudige gestructureerde werkzaamheden te verrichten.
4.4. De door appellante in hoger beroep ingebrachte rapportage van I-psy geeft onvoldoende aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de door de bezwaarverzekeringsarts vastgestelde beperkingen en belastbaarheid voor arbeid. In de in hoger beroep ingebrachte rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 10 februari 2012, is gewezen op de verschillende verzekeringsgeneeskundige onderzoeken door de (bezwaar)verzekeringsartsen en waarbij geen psychotische stoornissen zijn geconstateerd. Daarnaast was er geen sprake van een ernstige depressieve stoornis. Dit standpunt van de bezwaarverzekeringsarts is deugdelijk onderbouwd en is gestoeld op onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen, dat zorgvuldig is verricht. Uit de rapportage van Van de Peppel blijkt niet dat op de datum in geding sprake is van zodanige klachten dat sprake is van meer beperkingen dan waarvan het Uwv is uitgegaan. Ook de brief van i-psy van 16 augustus 2011 leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar wordt daarin gesteld dat de klachten sinds ongeveer 3 jaar bestaan, maar tevens blijkt dat de behandeling net is begonnen. In het licht van genoemd onderbouwd standpunt van de bezwaarverzekeringsarts kan aan de informatie van i-psy dan ook niet het gewicht toekomen als appellante kennelijk daaraan gehecht wenst te zien.
4.5. De Raad deelt ook het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Uitgaande van de juistheid van de vastgestelde beperkingen en belastbaarheid voor arbeid in de FML van 3 februari 2011 hebben de arbeidsdeskundige en de bezwaararbeidsdeskundige in de rapportages van 28 september 2010 en 4 maart 2011 voldoende gemotiveerd waarom de belasting van de geduide functies, ondanks bepaalde signaleringen, de belastbaarheid van appellante niet overschrijdt.
4.6. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en J.S. van der Kolk en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2013.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas
CVG