ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7048
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van de Griend
- P.J.M. Crombach
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit over korting op Wuv-uitkering in verband met Wiedergutmachung
In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, dat betrekking heeft op de korting van de Wiedergutmachung op haar Wuv-uitkering. Appellante, geboren in 1937 en erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), ontving een periodieke uitkering op basis van deze wet, maar ook een Duitse uitkering op grond van het Bundesentschädigungsgesetz, de Wiedergutmachung. De korting op de Wuv-uitkering was het onderwerp van geschil, waarbij appellante stelde dat de korting onterecht was en dat zij recht had op een volledige uitkering zonder korting van de Wiedergutmachung.
Het proces begon met een verzoek van appellante aan verweerder op 19 september 2011, waarin zij vroeg om duidelijkheid over de gevolgen van het afzien van de Wiedergutmachung voor haar Wuv-uitkering. Verweerder bevestigde op 6 december 2011 dat het afzien van de Wiedergutmachung geen gevolgen zou hebben voor de korting. De Centrale Raad van Beroep heeft in eerdere uitspraken al geoordeeld dat de Wiedergutmachung als 'overige inkomsten' moet worden beschouwd en dat deze in mindering moet worden gebracht op de Wuv-uitkering.
De Raad heeft de argumenten van appellante overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de wetgeving dwingendrechtelijk is en dat verweerder geen andere beslissing kon nemen dan hij heeft gedaan. De Raad verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de korting op de Wuv-uitkering gehandhaafd blijft, ongeacht de beslissing van appellante om afstand te doen van de Wiedergutmachung. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, met P.J.M. Crombach als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 11 april 2013.