ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7043
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1942 in het voormalige Nederlands-Indië, een verzoek ingediend om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Dit verzoek is eerder afgewezen, en appellante heeft in september 2010 opnieuw een aanvraag ingediend, waarbij zij een verklaring van haar broer heeft overgelegd. De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of gegevens zijn gepresenteerd die aanleiding zouden geven om het eerdere besluit te herzien.
De Raad heeft vastgesteld dat de eerdere afwijzing van de aanvraag in 1996 was gebaseerd op het feit dat appellante geen oorlogsgeweld had meegemaakt in de zin van de Wubo. De nieuwe verklaring van haar broer, hoewel uitgebreider, bood geen nieuwe inzichten die de betrokkenheid van appellante bij oorlogsgeweld konden aantonen. De Raad heeft benadrukt dat het niet voldoende is dat historische gebeurtenissen aannemelijk zijn; er moet bewijs zijn van de persoonlijke ervaringen van appellante.
De Raad heeft de discretionaire bevoegdheid van verweerder om aanvragen te herzien met terughoudendheid getoetst en geconcludeerd dat het bestreden besluit in stand blijft. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, met P.J.M. Crombach als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 april 2013.