ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7010

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/4404 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toekenning van uitkering op grond van de Wubo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2013 uitspraak gedaan in het geding tussen appellant, geboren in 1942 in het voormalig Nederlands-Indië, en de Pensioen- en Uitkeringsraad. Appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo), welke aanvraag door verweerder op goede gronden is afgewezen. Verweerder stelde dat appellant niet voldeed aan de criteria voor blijvende psychische invaliditeit zoals gedefinieerd in de Wubo. De Raad heeft vastgesteld dat de psychische klachten van appellant, hoewel gerelateerd aan oorlogsgeweld, niet leidden tot blijvende invaliditeit. Dit oordeel was gebaseerd op adviezen van geneeskundige adviseurs en een medisch onderzoek door arts G.L.G. Kho, waarbij ook informatie van de huisarts N.T.G. Groot was betrokken.

Tijdens de zittingen op 24 januari en 28 februari 2013 is appellant verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. P. Lesquillier. Verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een nader medisch onderzoek door een psychiater, omdat appellant niet voldoende openheid van zaken had gegeven tijdens het eerdere onderzoek. De Raad benadrukte dat het aan de betrokkene is om volledige informatie te verstrekken tijdens een medisch onderzoek. De Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gehouden, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/4404 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 juli 2012, kenmerk BZ01477298 (bestreden besluit). Dit betreft de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2013. Daar is appellant verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
De Raad heeft het onderzoek heropend na de zitting.
Het onderzoek ter zitting heeft vervolgens plaatsgevonden op 28 februari 2013. Daar is appellant verschenen, bijgestaan door mr. P. Lesquillier, advocaat. Verweerder heeft zich wederom laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant, geboren in 1942 in het toenmalig Nederlands-Indië, heeft in maart 2011 een aanvraag ingediend om toekenning van onder meer een uitkering op grond van de Wubo. Verweerder heeft bij besluit van 6 april 2012 erkend dat appellant is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wubo, te weten internering in kamp Djosenan ten tijde van de Bersiap-periode. De gevraagde uitkering is echter afgewezen omdat de bij appellant aanwezige psychische klachten weliswaar verband houden met het meegemaakte oorlogsgeweld, maar niet hebben geleid tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Ten aanzien van de locomotore klachten en de maagklachten is geoordeeld dat deze niet in verband staan met het oorlogsgeweld, maar door andere oorzaken zijn ontstaan. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1. Van blijvende psychische invaliditeit in de zin van de Wubo is volgens het beleid van verweerder sprake indien de betrokkene beperkingen heeft in minstens twee van de vier aan de American Medical Association (AMA) ontleende rubrieken, te weten (1) dagelijkse activiteiten, (2) sociaal functioneren, (3) concentratie, doorzettingsvermogen en tempo en (4) aanpassing aan stressvolle omstandigheden. Deze maatstaf is door de Raad in vaste rechtspraak aanvaard.
2.2. Het bij het bestreden besluit ingenomen standpunt van verweerder is in overeenstemming met de adviezen van een tweetal geneeskundige adviseurs. Deze adviezen berusten op een medisch onderzoek van appellant door de arts G.L.G. Kho. Daarbij is betrokken de ontvangen medische informatie van de huisarts N.T.G. Groot. Uit het onderzoek van Kho komt naar voren dat de psychische klachten (te weten kenmerken van PTSS) alleen geringe tot matige beperkingen geven in de rubriek “dagelijkse activiteiten” als gevolg van doorslaapproblemen. Op grond hiervan is geoordeeld dat er geen sprake is van blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo.
2.3. De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. Medische gegevens waaruit kan worden opgemaakt dat de uit de psychische klachten voortkomende beperkingen in het geval van appellant zijn onderschat, zijn niet voorhanden. Er moet dus van worden uitgegaan dat er bij appellant slechts in één van de onder 2.1 genoemde AMA-rubrieken beperkingen zijn, zodat verweerder op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat van blijvende psychische invaliditeit in de zin van de Wubo geen sprake is. Van causale lichamelijke klachten is evenmin gebleken.
2.4. Ter zitting is namens appellant benadrukt dat appellant tijdens het onderzoek van de arts Kho geen volledige openheid heeft gegeven over zijn gezondheidstoestand, waardoor de arts geen volledig beeld heeft gekregen. Het is aan een betrokkene om bij een (psychiatrisch) onderzoek openheid van zaken te geven om zo een duidelijk inzicht te bieden in de medische situatie. Indien dat - om welke reden dan ook - wordt nagelaten, kan dit verweerder niet worden tegengeworpen. Voor het laten verrichten van een nader medisch onderzoek door een psychiater ziet de Raad geen aanleiding omdat appellant er niet in is geslaagd twijfel op te roepen inzake de medische bevindingen van verweerder. Zoals verweerder ter zitting van de Raad heeft benadrukt, staat het appellant vrij om, indien hij meent dat zijn toestand inmiddels is verslechterd, een nieuwe aanvraag in te dienen.
2.5. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) P.J.M. Crombach
KR