ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7008
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.J. Govaers
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek en de vaststelling van beperkingen in het kader van de WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De appellant, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hij per 30 september 2010 niet in aanmerking kwam voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank had geoordeeld dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat. Appellant had geen nieuwe medische informatie overgelegd die de eerdere bevindingen van het Uwv zou kunnen weerleggen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het Uwv zich had gebaseerd op voldoende medische informatie, waaronder rapporten van een orthopedisch chirurg en een neuroloog. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv geen nadere medische informatie hoefde op te vragen, aangezien appellant na zijn therapie geen verdere behandeling had ondergaan. De beperkingen die in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) waren opgenomen, werden als een reële weergave van de situatie van appellant beschouwd.
Appellant herhaalde in hoger beroep zijn stellingen dat zijn medische beperkingen onjuist waren vastgesteld en dat hij de geselecteerde functies niet kon vervullen, maar hij had geen nieuwe medische gegevens overgelegd ter ondersteuning van zijn claims. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.