ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6978
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.J. van de Griend
- P.J.M. Crombach
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag om WUV-uitkering door de Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2013 uitspraak gedaan over de afwijzing van een herhaalde aanvraag om een uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De appellante, woonachtig in Indonesië, had eerder een aanvraag ingediend die in 2009 was afgewezen omdat zij niet als vervolgde kon worden aangemerkt. Na een bezwaarfase waarin de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) concludeerde dat het overlijden van de vader van appellante het gevolg was van vervolging, werd de aanvraag opnieuw beoordeeld. De herhaalde aanvraag van appellante in 2011 werd echter wederom afgewezen, wat leidde tot het bestreden besluit waartegen zij in beroep ging.
Tijdens de zitting op 28 februari 2013 was appellante niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad overwoog dat appellante geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die het eerdere besluit in een nieuw licht konden plaatsen. De door appellante aangevoerde oorlogservaringen waren reeds eerder naar voren gebracht en de medische klachten die zij nu meldde, zoals rug-, hart- en visusklachten, konden niet worden toegeschreven aan het overlijden van haar vader. De Raad concludeerde dat de medische causaliteitsbeoordeling individueel is en dat de eerdere afwijzing van de aanvraag terecht was.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de herhaalde aanvraag om een WUV-uitkering door de Pensioen- en Uitkeringsraad in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van nieuwe feiten of omstandigheden in het kader van herziening van besluiten en de discretionaire bevoegdheid van verweerder in dergelijke zaken.