ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6364

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
11/2226 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling functietypering Medewerker Beleid/Specialist C en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de functietypering van appellante, die werkzaam was als beleidsadviseur bij de gemeente Den Helder. Appellante was sinds 1 april 2002 in dienst en had een universitaire opleiding gevolgd, die grotendeels door het college was gefinancierd. In het kader van een reorganisatie werd op 17 juni 2008 een nieuw functieboek vastgesteld, waarin de functietypering van Medewerker Beleid/Specialist C op appellante van toepassing werd verklaard. Dit leidde tot een geschil over de juiste functiewaardering en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel.

De Raad oordeelde dat de werkzaamheden van appellante vooral operationeel van aard waren en dat zij niet kon worden gelijkgesteld met medewerkers die onder het functieprofiel Medewerker Beleid/Specialist A vallen. De Raad bevestigde dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel was, aangezien de functietypering van Medewerker Beleid/Specialist C terecht was toegepast. De Raad benadrukte dat voor een beroep op het vertrouwensbeginsel een ondubbelzinnige toezegging vereist is, wat in dit geval niet was aangetoond.

De uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 3 maart 2011, waartegen hoger beroep was ingesteld, werd bevestigd. De Raad concludeerde dat het college voldoende had gemotiveerd waarom de functietypering van Medewerker Beleid/Specialist C van toepassing was en dat de lagere opleidingseis voor vergelijkbare functies niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 4 april 2013, waarbij de proceskosten niet werden toegewezen.

Uitspraak

11/2226 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 3 maart 2011, 10/1522 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (college)
Datum uitspraak 4 april 2013.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2013. Appellante is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Burger, advocaat.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante vervulde vanaf 1 april 2002 de functie van [naam functie] Algemene Bijstandswet bij de afdeling Sociale Zaken van de dienst Welzijn van de gemeente Den Helder. Per 1 januari 2004 is appellante ingepast als beleidsadviseur bij het onderdeel beleid/ bezwaar en beroep bij de afdeling Werk, Inkomen en Zorg.
1.2. In het kader van een reorganisatie heeft het college op 17 juni 2008 een nieuw functieboek vastgesteld waarin (nieuwe) typeringen zijn opgenomen van de functies bij de gemeente Den Helder. Vervolgens is bij besluit van 26 juni 2008 de functietypering van de functie Medewerker Beleid/ Specialist C op appellante van toepassing verklaard. Het bij deze functie behorende functieniveau is (salarisschaal) 9. Bij besluit van 29 augustus 2008 heeft het college bepaald dat het functiewaarderingstraject geen gevolgen heeft voor de hoogte van het salaris van appellante, op dat moment zijnde schaal 10, trede 11.
1.3. Bij besluit van 26 mei 2009 heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 26 juni 2008 gegrond verklaard. Op 4 augustus 2009 heeft het college de functietypering aangepast door het volgende aan de kerntaken toe te voegen: vertegenwoordiging van de gemeente in rechte.
1.4. Bij uitspraak van 22 april 2010 heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 26 mei 2009 gegrond verklaard, dit besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van wat in die uitspraak is overwogen. De rechtbank overwoog onder meer dat het college niet heeft gemotiveerd welke werkzaamheden aan appellante zijn opgedragen en waarom, gelet op de door haar feitelijk verrichte werkzaamheden, op appellante de functietypering van Medewerker Beleid/ Specialist C van toepassing is verklaard.
1.5. Bij het thans bestreden besluit van 15 juli 2010 heeft het college, onder aanpassing van de motivering, het besluit van 26 juni 2008 opnieuw gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante de juistheid van het oordeel van de rechtbank op de hierna te bespreken gronden bestreden. Bij de openstelling van de vacature in 2002 werd de opleidingseis op academisch niveau vastgesteld. Om hieraan te kunnen voldoen heeft appellante een universitaire studie gevolgd, die grotendeels door het college is betaald. Appellante mocht erop vertrouwen dat haar functie op academisch niveau gewaardeerd zou blijven. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd waarom voor haar functie nu een lagere opleidingseis is vastgesteld. Door vergelijkbare functies, zoals beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden en rechtspositie en secretaris van de bezwaarschriftencommissie, wel in te delen in hoofdgroep V en te waarderen in schaal 11, maakt het college inbreuk op het gelijkheidsbeginsel. Bij de laatst opengestelde vacatures voor deze functies kan worden volstaan met een opleiding op HBO-niveau, terwijl appellante met een academische opleiding is ingepast in een hoofdgroep IV-functie. Een en ander kan niet tot een andere conclusie leiden dan dat op appellante het functieprofiel van Medewerker Beleid/ Specialist A van toepassing had moeten worden verklaard in plaats van Medewerker Beleid/ Specialist C zoals nu het geval is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De enkele omstandigheid dat in 2002 een academische opleiding noodzakelijk werd geacht voor de vervulling van de functie van appellante brengt niet met zich mee dat bij de huidige inpassing in het samenhangend geheel van beschrijvingen zoals dat is opgenomen in het functieboek, van eenzelfde niveau moet worden uitgegaan. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 7 maart 2007, LJN BA1791 en TAR 2007, 141) is voor een in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel nodig dat sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
4.2. De functie beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden en rechtspositie is geplaatst in de functietypering Medewerker Beleid/ Specialist A. De kerntaken van Medewerker Beleid/ Specialist A zijn beleidsontwikkeling en advisering. Als specifieke elementen van dit functieprofiel kunnen worden genoemd het begeleiden van gecompliceerd onderzoek, het ontwikkelen van beleid, plannen, ontwerpen en procedures, het opstellen van integrale adviezen, het ontwikkelen van draagvlak bij de implementatie, de coördinatie van processen, het aansturen van externe bureaus en de controle op de kwaliteit en het nakomen van afspraken. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat in haar functie ook sprake is van de voor de functie van beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden en rechtspositie kenmerkende elementen. De werkzaamheden van appellante liggen vooral in de operationele sfeer. Het gaat om het afhandelen van bezwaar- en beroepschriften binnen het begrensde terrein van de sociale zekerheid en om hiermee nauw samenhangende beleids- en controlewerkzaamheden. Tijdens de hoorzitting van 17 december 2008 heeft appellante bevestigd dat haar werkzaamheden niet in overwegende mate op het gebied van de beleidsontwikkeling liggen. Hieruit vloeit voort dat een medewerker die voldoet aan het functieprofiel Medewerker Beleid/ Specialist A niet kan worden gelijkgesteld met appellante en haar functie. Om deze reden is dan ook geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel door de functietypering van Medewerker Beleid/ Specialist C op appellante van toepassing te verklaren, zoals het college heeft gedaan.
4.3. Wat betreft het stellen van de HBO-opleidingseis voor de functies beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden en rechtspositie en secretaris van de bezwaarschriftencommissie wordt het volgende overwogen. Het verlagen van de opleidingseis van WO naar HBO in de overgelegde vacatureteksten uit 2010 is het gevolg geweest van de krapte op de arbeidsmarkt, zoals het college heeft kunnen vaststellen toen er zich in 2009 geen kandidaten hebben gemeld voor de functie beleidsadviseur arbeidsvoorwaarden en rechtspositie. De verlaging is slechts tijdelijk en incidenteel geweest en gemotiveerd door de wens van het college om uit een bredere vijver van mogelijke kandidaten te kunnen vissen, waarmee het bij de functie behorende academische opleidingsniveau ten principale niet is verlaten. De Raad laat overigens ter zijde of een ander oordeel hierover zou hebben kunnen leiden tot het door appellante gewenste resultaat.
4.4. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) M.R. Schuurman
IJ