ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- C.C.W. Lange
- J. Riphagen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 december 2010. Appellante, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van haar WAO-uitkering door het Uwv, die per 3 februari 2010 inging. Het Uwv had vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante op dat moment minder dan 15% was, gebaseerd op een medische beoordeling door verzekeringsarts M.H.M. Ligthart. Deze arts concludeerde dat appellante, ondanks haar vermoeidheidsklachten, in staat was om licht fysiek, overwegend zittend en stressarm werk te verrichten. De Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2 oktober 2009 ondersteunde deze conclusie.
Tijdens de zitting op 20 februari 2013 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat mr. P. de Haan, haar standpunt herhaald dat zij lijdt aan het chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) en dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld. Het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. M.J. van Steenwijk. De bezwaarverzekeringsarts J.C.H. Schnitger-Horsthuis had eerder gerapporteerd dat er geen medische redenen waren om appellante in fysiek en psychisch opzicht meer beperkt te achten dan vastgesteld.
De Raad oordeelde dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende inzichtelijk had gemaakt dat de diagnose CVS niet door een arts was gesteld en dat de vermoeidheid waarschijnlijk het gevolg was van andere aandoeningen. De Raad concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren om de medische geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor onjuist te houden. De aangevallen uitspraak werd bevestigd, en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling.