ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6126

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/2602 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van rechtswege tegen besluit zorgverzekeringswet

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2012. De zaak betreft een beroep van rechtswege tegen een besluit van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) van 30 augustus 2011, dat een nieuw besluit op bezwaar had genomen ter vervanging van een eerder bestreden besluit. De appellant, A. te B. uit Frankrijk, had hoger beroep ingesteld nadat de rechtbank het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2011 niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad oordeelde dat de rechtbank het beroepschrift ten onrechte niet had doorgezonden aan de Raad, waardoor de eerdere uitspraak onbevoegd was gedaan en vernietigd moest worden.

De Raad heeft de inhoudelijke beoordeling van de rechtbank overgenomen, die in haar uitspraak van 1 juni 2012 een juiste beoordeling van de zaak had neergelegd. De Raad verklaarde het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2011 gegrond en vernietigde dit besluit voor zover het betrekking had op de schadeposten voor correspondentie-, telecommunicatie- en reiskosten. De Raad kende een schadevergoeding van € 116,50 toe voor deze kosten. Tevens werd vastgesteld dat de griffier van de rechtbank ten onrechte griffierecht had geheven voor het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2011, en de Raad ging ervan uit dat dit bedrag aan de appellant zou worden terugbetaald.

De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 3 april 2013.

Uitspraak

12/2602 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2011, 10/4393 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.], Frankrijk (appellant)
het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
Datum uitspraak: 3 april 2013
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft Cvz op 30 augustus 2011 een nieuw besluit op bezwaar genomen ter vervanging van het in beroep bij de rechtbank bestreden besluit van 18 augustus 2010. Appellant heeft tegen het besluit van 30 augustus 2011 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 1 juni 2012, 11/4601, heeft de rechtbank op dat beroep beslist.
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 16 december 2011 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb van 7 juni 2012 heeft de Raad het tegen de uitspraak van 16 december 2011 gedane verzet ongegrond verklaard. In de uitspraak van 7 juni 2012 heeft de Raad geoordeeld dat de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep zich niet uitstrekt tot het beroep van rechtswege (artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24, eerste lid, van de Awb) tegen het besluit van 30 augustus 2011, zodat op dat beroep nog - afzonderlijk - moet worden beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2013. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Nijman.
OVERWEGINGEN
1. De Raad oordeelt allereerst, ambtshalve, dat de rechtbank het beroepschrift tegen het besluit van 30 augustus 2011 ten onrechte niet heeft doorgezonden aan de Raad. De uitspraak van de rechtbank van 1 juni 2012, 11/4601, is daarom onbevoegdelijk gedaan en moet worden vernietigd.
2.1. Dit neemt niet weg dat de rechtbank in de uitspraak van 1 juni 2012, 11/4601, onder 2.1 en 2.2 een inhoudelijk - geheel - juiste beoordeling van de zaak heeft neergelegd. De Raad neemt daarom deze overwegingen over en verwijst daarnaar.
2.2. Uit 2.1 volgt dat de Raad het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2011 gegrond verklaart, dat besluit vernietigt voor zover het betrekking heeft op de schadepost correspondentie-, telecommunicatie- en reiskosten en - zelf in de zaak voorziend - bepaalt dat voor deze post een schadevergoeding van € 116,50 wordt toegekend.
2.3. Van kosten waarop een veroordeling in de proceskosten betrekking kan hebben, is niet gebleken.
3. De griffier van de rechtbank heeft, zoals uit 1 volgt ten onrechte, voor het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2011 een griffierecht van € 41,- geheven. De Raad gaat ervan uit dat de griffier van de rechtbank dit bedrag aan appellant zal terugbetalen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2012, 11/4601;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 30 augustus 2011 gegrond;
- vernietigt dat besluit voor zover het betrekking heeft op de schadepost correspondentie-, telecommunicatie- en reiskosten;
- bepaalt dat voor deze post een schadevergoeding van € 116,50 wordt toegekend;
- bepaalt dat Cvz aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht (€ 112,-) vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 april 2013.
(get.) T.G.M. Simons
(get.) D.W.M. Kaldenhoven