ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor legeskosten van verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had bijzondere bijstand aangevraagd voor legeskosten die verband hielden met de verlenging van zijn verblijfsvergunning. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat deze kosten volgens het college tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en uit het inkomen of vermogen van de appellant dienen te worden voldaan. De appellant ontving tot 13 januari 2011 alleen zak- en kleedgeld en vanaf 14 januari 2011 reguliere bijstand. Hij stelde dat hij niet in staat was om te reserveren voor de legeskosten, die uiterlijk op 22 april 2011 betaald moesten worden. De Raad overwoog dat legeskosten incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten zijn die in beginsel uit de bijstandsnorm moeten worden voldaan. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om te reserveren voor deze kosten. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigden. De uitspraak werd gedaan door J.C.F. Talman, met M. Sahin als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 2 april 2013.