ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5921
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag op basis van onvoldoende onderhoudsbijdrage door appellant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die de kinderbijslag aan appellant heeft geweigerd voor zijn kinderen over het vierde kwartaal van 2009 en de eerste en tweede kwartalen van 2010. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F. Yildiz, heeft in hoger beroep gesteld dat hij de kinderen in belangrijke mate heeft onderhouden, maar heeft dit niet kunnen onderbouwen. De Svb heeft in haar verweerschrift aangegeven dat de appellant niet aan de voorwaarden voor kinderbijslag voldoet, omdat de kinderen ten tijde van de beoordeling niet tot zijn huishouden behoorden.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in het verleden een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven, wat heeft geleid tot een wijziging in de besluitvorming van de Svb. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder de besluiten van de Svb in stand gelaten, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze beslissing nu bevestigd. De Raad heeft overwogen dat er geen bewijs is geleverd dat de appellant de kinderen in de relevante kwartalen heeft onderhouden, en dat de stelling dat hij erop mocht vertrouwen dat hij recht had op kinderbijslag niet houdbaar is, gezien zijn eerdere onjuiste informatie.
De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van daadwerkelijke onderhoudsbijdragen voor het verkrijgen van kinderbijslag en bevestigt dat het vertrouwensbeginsel niet kan worden ingeroepen wanneer er sprake is van eerdere misleiding. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien om de kosten te vergoeden op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.