ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot de vrijwillige verzekering voor de AOW en ANW
In deze zaak heeft appellante, geboren en woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar niet toe te laten tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Algemene nabestaandenwet (ANW). Appellante had op 10 januari 2009 een verzoek ingediend bij de Svb, maar werd op 21 september 2009 geïnformeerd dat zij niet bevoegd was om deel te nemen aan de vrijwillige verzekering omdat zij zich niet tijdig had aangemeld. De Svb stelde dat appellante zich niet binnen de termijn van een jaar had aangemeld, zoals vereist door artikel 21 van het verdrag tussen Nederland en Marokko. Appellante voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de aanmeldtermijn verschoonbaar maakten, maar de Svb wees dit af.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en in hoger beroep bevestigde de Centrale Raad van Beroep deze uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor toelating tot de vrijwillige verzekering en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de overschrijding van de aanmeldtermijn konden rechtvaardigen. De Raad merkte op dat onbekendheid met de mogelijkheid om een vrijwillige verzekering af te sluiten op zichzelf geen bijzondere omstandigheid oplevert. Bovendien werd het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat appellante niet in dezelfde situatie verkeerde als de andere gevallen die zij had aangevoerd.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en werd openbaar uitgesproken op 29 maart 2013. De Raad concludeerde dat de Svb niet verplicht was om appellante toe te laten tot de vrijwillige verzekering en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.