ECLI:NL:CRVB:2013:BZ5583
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Assen. De zaak betreft de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering door het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Appellante, A. te B., had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand, omdat zij door haar financiële situatie niet in staat was de kosten van de bewindvoerder te betalen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er geen noodzaak was voor het verstrekken van bijzondere bijstand, omdat het inkomen van appellante onder de beslagvrije voet viel en zij derhalve niet gehouden was deze kosten te betalen.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde het oordeel van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de salariskosten van de bewindvoerder niet in rekening mochten worden gebracht, omdat deze kosten zich niet voordeden in de situatie van appellante. Indien de kosten desondanks waren betaald, waren deze zonder noodzaak gemaakt. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak die bevestigde dat in situaties waarin het inkomen van de aanvrager niet toereikend is, er geen recht op bijzondere bijstand bestaat.
Appellante voerde aan dat er wel degelijk noodzaak was voor het betalen van de maandelijkse bijdrage aan de bewindvoerder, verwijzend naar overheidsregels omtrent de salariëring van bewindvoerders. De Raad oordeelde echter dat deze argumenten niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, zonder veroordeling in de proceskosten.