ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4878

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-5172 AWBZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen factuur hoge eigen bijdrage AWBZ

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een bezwaar tegen een factuur voor een hoge eigen bijdrage in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De erven van de betrokkene, die inmiddels is overleden, hebben hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Centraal Administratiekantoor (CAK) dat het bezwaar tegen de factuur niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad oordeelt dat de factuur van 16 augustus 2010 een invorderingsbesluit betreft en dat de erven een zelfstandig belang hebben bij de beoordeling hiervan. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep tegen het besluit van 1 november 2010 gegrond. De Raad herroept de factuur en stelt het te factureren bedrag vast op de lage eigen bijdrage van € 252,84 voor de periode van 4 juli 2010 tot en met 31 augustus 2010. Tevens wordt CAK veroordeeld in de proceskosten van de erven en moet het griffierecht worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van invorderingsbesluiten, ook na het overlijden van de betrokkene.

Uitspraak

11/5172 AWBZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 juli 2011, 10/5929 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de erven en/of rechtverkrijgenden van [naam betrokkene], laatstelijk gewoond hebbende te Nieuwkoop (erven)
Centraal Administratiekantoor B.V. (CAK)
Datum uitspraak 20 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Namens [naam betrokkene] (betrokkene) heeft [naam zoon] (de zoon van betrokkene) hoger beroep ingesteld.
CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2012. Verschenen zijn [naam zoon] en namens het CAK mw. S. Schiereck. Het onderzoek is geschorst om stukken te overleggen en te bezien of partijen in onderling overleg tot overeenstemming kunnen komen.
Betrokkene is in april 2012 overleden. De erven hebben laten weten de procedure te willen voortzetten.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 6 februari 2013 waar [naam zoon] en mw. Schiereck weer zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende voor de beoordeling van het geschil van belang zijnde feiten.
1.1. Betrokkene verbleef in een zorginstelling en ontving zorg op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Voor die zorg was zij een eigen bijdrage verschuldigd.
1.2. In een factuur van 16 augustus 2010 heeft CAK een te betalen bedrag voor eigen bijdrage opgevoerd. Daarin heeft CAK over de periode van 4 juli 2010 tot en met 31 augustus 2010 een bedrag van € 1.235,03 gefactureerd. Daarbij is CAK uitgegaan van een hoge eigen bijdrage van € 636,24 per maand. Betrokkene heeft tegen de factuur bezwaar gemaakt.
1.3. CAK heeft in een besluit van 1 november 2010 onder meer het bezwaar tegen de factuur niet-ontvankelijk verklaard. Betrokkene heeft tegen dat besluit beroep ingesteld.
2. De rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat betrokkene geen procesbelang had. De rechtbank heeft aanleiding gezien te bepalen dat CAK aan betrokkene het griffierecht vergoedt.
3. Betrokkene heeft in hoger beroep gesteld dat zij de factuur van 16 augustus 2010 niet kan betalen. Zij heeft daarom gevraagd om kwijtschelding, vermindering of een afbetalingsregeling.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. De factuur van 16 augustus 2010 is een invorderingsbesluit. De erven hebben een zelfstandig belang bij de beoordeling van een invorderingsbesluit. Daarmee komt de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank had behoren te doen, verklaart de Raad het beroep tegen het besluit van 1 november 2010 alsnog gegrond omdat CAK in dat besluit het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Om het voorliggende geschil finaal te beslechten gaat de Raad over tot een inhoudelijke beoordeling.
4.2. Inmiddels staat tussen partijen vast dat over de periode van 11 juni 2010 tot en met 10 september 2010 niet de hoge eigen bijdrage van € 636,24 per maand, maar de lage eigen bijdrage van € 132,85 per maand moet worden opgelegd.
4.3. In de factuur van 16 augustus 2010 heeft CAK over de periode van 4 juli 2010 tot en met 31 augustus 2010 de hoge eigen bijdrage ingevorderd. Gezien het onder 4.2 gestelde is dat niet juist. De factuur had niet hoger mogen zijn dan € 252,84 (28/31 x € 132,85 + € 132,85). De Raad ziet daarom aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de factuur van 16 augustus 2010 over de periode van 4 juli 2010 tot en met 31 augustus 2010 te herroepen en te bepalen dat het te factureren bedrag over die periode wordt gesteld op een bedrag van € 252,84. CAK heeft na een afweging van de belangen geen aanleiding gezien tot een matiging van dit bedrag, hetgeen de Raad onderschrijft, mede gelet op het feit dat een afbetalingsregeling tot de mogelijkheden behoort.
4.4. De erven hebben ook beroepsgronden ingediend tegen een factuur van 12 november 2011. Dat valt echter buiten de grenzen van dit geding, omdat deze factuur eerst in hoger beroep in geschil is gebracht.
4.5 Er is aanleiding voor een proceskostenvergoeding ter hoogte van € 18,36 voor reiskosten. Van overige voor in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, behoudens de daarbij gegeven beslissing over griffierecht;
-verklaart het beroep tegen het besluit van 1 november 2010 gegrond en vernietigt dat besluit voor zover betrekking hebbend op het bezwaar tegen de factuur van 16 augustus 2010;
-herroept de factuur van 16 augustus 2010 en bepaalt dat het te factureren bedrag over de periode van 4 juli 2010 tot en met 31 augustus 2010 wordt gesteld op een bedrag van € 252,84;
-veroordeelt CAK in de proceskosten van de erven tot een bedrag van € 18,36;
-bepaalt dat CAK aan de erven het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 112,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.J. Schaap als voorzitter, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2013.
(getekend) A.J. Schaap
(getekend) P.J.M. Crombach
HD