ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4844
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2013 uitspraak gedaan over het verzet van verzoeker A. te B. tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn verzoek om herziening van een eerdere uitspraak. De Raad had op 14 december 2012 geoordeeld dat het door verzoeker verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald, waardoor zijn verzoek om herziening niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoeker had in zijn verzetschrift aangevoerd dat hij het griffierecht per aangetekende brief contant had betaald en dat hij bereid was het griffierecht opnieuw te voldoen indien de Raad het niet had ontvangen. Echter, de Raad kon in de financiële administratie geen bewijs van betaling vinden.
Tijdens de zitting op 5 maart 2013 zijn partijen, waaronder de Sociale verzekeringsbank (Svb), niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de eerdere uitspraak van 14 december 2012 zouden kunnen weerleggen. De Raad concludeert dat het wettelijke stelsel geen ruimte biedt voor het verlenen van een nieuwe termijn voor de betaling van het griffierecht. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.
De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2013. De beslissing is in overeenstemming met de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht en de Beroepswet.