ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4700

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-1208 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft verzoekster, A. te B., een verzoek ingediend tot herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak waar herziening om werd gevraagd, bevestigde een eerdere beslissing van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het Uwv ongegrond werd verklaard. Dit besluit betrof de afwijzing van een verzoek om toekenning van een IVA-uitkering, waarbij het Uwv stelde dat er geen sprake was van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 3 oktober 2006.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat herziening op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen mogelijk is indien er sprake is van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden, niet bekend waren bij de indiener en die, indien ze bekend waren geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid. Verzoekster heeft aangevoerd dat uit een rapport van psychiater J. Rübsaam blijkt dat haar psychische klachten al bestonden vóór de einddatum van de wachttijd, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet als nieuw feit kan worden aangemerkt.

De Raad concludeert dat verzoekster met haar verzoek om herziening niet een nieuw feit heeft aangedragen, maar eerder een hernieuwde discussie heeft willen voeren over reeds bekende gegevens. De Raad wijst het verzoek om herziening dan ook af, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 15 maart 2013 door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en K. Wentholt als leden.

Uitspraak

12/1208 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 januari 2010, 08/5390
Partijen:
[A. te B.] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 15 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad.
Het Uwv heeft hierop gereageerd.
Verzoekster heeft nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2013. Verzoekster is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1. In de uitspraak waarvan herziening is verzocht, is de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2008, 07/4390, bevestigd. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van 3 oktober 2007 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv de bezwaren van verzoekster gericht tegen het besluit van 4 juni 2007, waarin is bepaald dat er geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 3 oktober 2006, ongegrond verklaard.
2. Verzoekster heeft uiteengezet dat uit het rapport van psychiater J. Rübsaam van 10 juni 2010, dat is opgesteld op verzoek van de rechtbank Amsterdam in het kader van een andere (beroeps)procedure tussen verzoekster en het Uwv, blijkt dat de psychische klachten en beperkingen die met ingang van 8 november 2007 hebben geleid tot de toekenning van een IVA-uitkering ook bestonden per einde wachttijd (19 september 2006).
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2. Hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht, zoals weergegeven onder 2, leidt niet tot een geslaagd beroep op artikel 8:88 van de Awb.
3.3. In de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan thans herziening is verzocht, heeft verzoekster reeds in de bezwaarfase te kennen gegeven dat de bij haar bestaande psychische klachten op onjuiste wijze zijn beoordeeld. Deze stellingen heeft zij met verwijzing naar informatie uit de behandelend sector in (hoger) beroep - zonder een voor haar beoogd resultaat - verdedigd.
3.4. Dat verzoekster voor het bestaan van de psychische klachten thans (ook) steun heeft gevonden in het rapport van Rübsaam van 10 juni 2010 kan niet leiden tot een geslaagd beroep op artikel 8:88 van de Awb, omdat hier sprake is van een andere kwalificatie van reeds bekende medische gegevens hetgeen volgens vaste rechtspraak, bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 10 oktober 2012, LJN BY0041, niet kan worden aangemerkt als een nieuw feit in de zin van artikel 8:88 van de Awb. Er moet dan ook worden vastgesteld dat verzoekster met het onderhavige verzoek heeft beoogd op basis van al bekende gegevens een - bij het rechtsmiddel van herziening niet passende - hernieuwde discussie te voeren.
3.5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek om herziening te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) K.E. Haan
GdJ