ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4417

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-1206 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van terugvordering voorschotten WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 maart 2013 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 13 januari 2010. Het verzoekster, die in afwachting van een beslissing op haar aanvraag om een WIA-uitkering voorschotten had ontvangen, verzocht om herziening van de uitspraak die betrekking had op de terugvordering van deze voorschotten. De Raad oordeelde dat partijen enkel verdeeld konden zijn over de hoogte van de terugvordering en/of de aanwezigheid van dringende redenen om van de terugvordering af te zien. Het rapport van psychiater J. Rübsaam, dat door verzoekster was ingediend, bevatte geen nieuwe informatie die de eerdere uitspraak zou kunnen beïnvloeden. De Raad concludeerde dat het rapport, zelfs als het eerder bekend was geweest, niet tot een andere uitspraak zou hebben geleid. Daarom werd het verzoek om herziening afgewezen. De Raad oordeelde ook dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met M.C. Bruning als voorzitter, en E.J. Govaers en K. Wentholt als leden, in aanwezigheid van griffier K.E. Haan. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

12/1206 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 januari 2010, 08/4547 WIA
Partijen:
[verzoekster] te [woonplaats] (verzoekster)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 15 maart 2013
PROCESVERLOOP
Verzoekster heeft verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad.
Het Uwv heeft hierop gereageerd.
Partijen hebben nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2013. Verzoekster is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1. Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, is de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 juli 2008, 07/4409, vernietigd en het beroep tegen het besluit van 3 oktober 2007 ongegrond verklaard. Bij dat besluit heeft het Uwv ongegrond verklaard de bezwaren van verzoekster gericht tegen het besluit van 22 mei 2007, waarin - vooruitlopend op een beoordeling van verzoeksters mate van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) - is bepaald dat de in de periode van 19 september 2006 tot en met 28 februari 2007 uitbetaalde voorschotten worden teruggevorderd.
2. Verzoekster heeft uiteengezet dat uit het rapport van psychiater J. Rübsaam van 10 juni 2010, dat is opgesteld op verzoek van de rechtbank Amsterdam in het kader van een andere (beroeps)procedure tussen verzoekster en het Uwv, volgt dat haar psychische en lichamelijke klachten per einde wachttijd, te weten op 19 september 2006, niet juist zijn beoordeeld zodat de afwijzing van de WIA-uitkering per die datum, die geëffectueerd is met het besluit van 16 februari 2007, niet terecht is. Hierdoor, zo begrijpt de Raad, vervalt de wettelijke grondslag voor de terugvordering van de verstrekte voorschotten.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verbinding met artikel 21 van de Beroepswet kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad, op verzoek van een partij, worden herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd, ziet op terugvordering van de voorschotten die aan verzoekster zijn uitbetaald in afwachting van een beslissing op haar aanvraag om een WIA-uitkering.
3.3. In dat kader kunnen partijen slechts verdeeld zijn over de hoogte van de terugvordering en/of de aanwezigheid van dringende redenen om van de terugvordering af te zien. Het rapport van Rübsaam bevat geen informatie die hierop een ander licht werpt, zodat het rapport - al was deze bekend geweest - niet tot een andere uitspraak zou hebben geleid.
3.4. Het verzoek om herziening dient daarom te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning als voorzitter en E.J. Govaers en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2013.
(getekend) M.C. Bruning
(getekend) K.E. Haan
JvC