ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontheffing van verplichtingen op grond van de WWB
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin de rechtbank het beroep van appellante ongegrond heeft verklaard. Appellante, die sinds 1 augustus 1998 bijstand ontvangt, is op medische gronden gedeeltelijk en later volledig vrijgesteld van de verplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de Wet werk en bijstand (WWB). In november 2009 heeft een verzekeringsarts een medische beoordeling uitgevoerd, waaruit bleek dat appellante niet volledig arbeidsongeschikt was, maar wel enige beperkingen had. Het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort heeft vervolgens besloten om appellante geen ontheffing meer te verlenen van de verplichtingen van artikel 9, eerste lid, van de WWB, wat leidde tot het bestreden besluit.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het advies van de verzekeringsarts niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat onvoldoende rekening is gehouden met haar psychosociale klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat het college op goede gronden geen dringende redenen heeft gezien om appellante opnieuw te ontheffen van de verplichtingen. De Raad heeft vastgesteld dat de rapportage van de verzekeringsarts deugdelijk was en dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de inhoud van het advies.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is vastgesteld dat het college terecht heeft besloten om de verplichtingen van appellante te handhaven. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 12 maart 2013, waarbij de Raad geen aanleiding heeft gezien voor een veroordeling in de proceskosten.