ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3730
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.C. Bruning
- E.J. Govaers
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over gebrekkige motivering van besluit inzake Wajong-uitkering
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam behandeld. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het besluit van het UWV om de Wajong-uitkering van betrokkene te verlagen, niet zorgvuldig was voorbereid en niet deugdelijk was gemotiveerd. De Raad oordeelt dat het onderzoek van het UWV naar de omvang van de werkzaamheden van betrokkene onvoldoende zorgvuldig is geweest. De Raad stelt vast dat het UWV de bewijslast voor de omvang van de werkzaamheden volledig bij betrokkene heeft gelegd, wat niet juist is. De Raad benadrukt dat indien de omvang van de in strijd met de inlichtingenplicht verzwegen inkomsten niet meer kan worden bepaald, het UWV deze inkomsten op een redelijke wijze mag schatten. Echter, de schatting moet wel gebaseerd zijn op een zorgvuldig onderzoek.
De Raad geeft het UWV de opdracht om binnen zes weken na deze uitspraak de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. De Raad merkt op dat er geen aanknopingspunten zijn om de werkzaamheden van betrokkene niet op het wettelijk minimumloon te waarderen. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 1 maart 2013, waarbij de Raad de betrokken partijen oproept om de nodige informatie te verstrekken om tot een finale beslechting van het geschil te komen.