ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3717

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-5304 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak. Verzoeker had verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 september 2012, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad had in die eerdere uitspraak vastgesteld dat verzoeker geen aanspraak kon maken op een WIA-uitkering.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat herziening alleen mogelijk is op basis van feiten en omstandigheden die vóór de eerdere uitspraak hebben plaatsgevonden, maar die de verzoeker niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn, maar de Raad oordeelt dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoen aan de criteria voor herziening. De Raad wijst erop dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak.

Het verzoek om herziening wordt afgewezen, en de Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

12/5304 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 7 september 2012, 12/1161
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad.
Het Uwv heeft gereageerd.
Door verzoeker zijn nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2013. Verzoeker is verschenen. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
1.1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:88,
eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een onherroepelijk geworden uitspraak van de Raad op verzoek van een partij worden herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.2. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is niet gegeven om een hernieuwde discussie over een zaak te voeren, noch ook om een discussie over de betrokken zaak te openen. Dit is vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 oktober 2003, LJN AN7982).
2. Bij de uitspraak waarvan herziening is verzocht, gepubliceerd onder LJN BX6931, heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 januari 2012, 11/586 bevestigd. Bij deze uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 17 december 2010
niet-ontvankelijk verklaard. Volgens de rechtbank had verzoeker geen procesbelang (meer), omdat met de uitspraak van de Raad van 30 december 2011, 10/5652 - gepubliceerd onder LJN BV0029 - is komen vast te staan dat appellant geen aanspraak kan maken op een
WIA-uitkering.
3. In het herzieningsverzoek heeft verzoeker aangevoerd dat er feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan de in 2 genoemde uitspraak dient te worden herzien.
4.1. De brieven van verzoeker van 26 september 2012 en 16 november 2012 (inclusief bijlagen) noch datgene dat door verzoeker ter zitting naar voren is gebracht bevatten feiten of omstandigheden die hem vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid, onder a en b, van de Awb. De gronden en argumenten die verzoeker heeft aangevoerd beogen de onjuistheid aan te tonen van het oordeel van de Raad als neergelegd in de uitspraak genoemd onder 2. Op deze manier probeert verzoeker een hernieuwde discussie over de zaak te voeren, wat volgens vaste rechtspraak niet past bij het bijzondere rechtsmiddel van herziening.
4.2. Gelet op de overwegingen in 4.1 wordt het verzoek afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door M.C. Bruning, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2013.
(getekend) M.C. Bruning.
(getekend) I.J. Penning
CVG