ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3657

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
10/5752 WIA +10/5753 WIA + 12/496 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de berekening van het maatman(uur)loon en het ongemaximeerde dagloon in het kader van de Wet WIA

In deze zaak gaat het om de herziening van de berekening van het maatman(uur)loon en het ongemaximeerde dagloon van appellant, die op 7 mei 2007 wegens ziekte uitviel voor zijn werkzaamheden. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant per 4 mei 2009 een IVA-uitkering toegekend, maar de hoogte van het ongemaximeerde dagloon en het maatman(uur)loon waren onderwerp van geschil. Appellant was van mening dat de indexering van het ongemaximeerde dagloon ten onrechte was gebaseerd op het indexcijfer van mei 2007 in plaats van mei 2006. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde dat de indexering van het ongemaximeerde dagloon terecht was vastgesteld vanaf mei 2007, de datum waarop appellant uitviel. De Raad concludeerde dat het Uwv niet tekort was gedaan bij de vaststelling van het ongemaximeerde dagloon op € 248,39, zoals vermeld in het bestreden besluit 3. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak voor zover deze was aangevochten en verklaarde het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond, terwijl het beroep tegen bestreden besluit 3 ongegrond werd verklaard. Tevens werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant voor de verleende rechtsbijstand in hoger beroep.

Uitspraak

10/5752 WIA, 10/5753 WIA, 12/496 WIA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 9 september 2010, 09/4509 en 10/1533 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 8 maart 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.C.M. van den Hoek hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het Uwv heeft een nieuwe beslissing op bezwaar toegezonden op 18 augustus 2011. Partijen hebben reacties ingediend.
Deze zaak is aan de orde gesteld ter zitting van de Raad van 25 januari 2013. Partijen zijn met kennisgeving niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Voor een overzicht van de in dit geding relevante feiten en omstandigheden en relevante wettelijke bepalingen verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat met het volgende.
2.1. Appellant is op 7 mei 2007 wegens ziekte uitgevallen voor zijn werkzaamheden. Bij besluit van 27 mei 2009 heeft het Uwv appellant per 4 mei 2009 een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De IVA-uitkering is overeenkomstig artikel 52 van de Wet WIA door het Uwv verminderd met inkomsten uit arbeid. In verband met deze berekening is de hoogte van het ongemaximeerde dagloon vastgesteld op € 234,04. Daarnaast is de hoogte van het maatman(uur)loon vastgesteld op € 34,96.
2.2. Bij besluit van 1 oktober 2009 (bestreden besluit 1) is het besluit van 27 mei 2009 na bezwaar gehandhaafd, maar bij besluit van 23 maart 2010 (bestreden besluit 2) is het bezwaar alsnog gegrond verklaard. De hoogte van het maatman(uur)loon is vastgesteld op € 32,85 en het ongemaximeerde dagloon op € 245,37.
3. De rechtbank heeft het beroep van appellant - met bepalingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht - tegen bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit 2 ongegrond verklaard. De rechtbank is van oordeel - kort samengevat - dat uit bestreden besluit 2 en de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts van het Uwv van 30 september 2009 en 24 februari 2010 blijkt dat de loongegevens over het refertejaar, zijnde 1 mei 2006 tot 1 mei 2007, zijn aangepast aan een 38-urige werkweek en dat niet is gebleken dat de vastgestelde bedragen voortvloeien uit een foutieve berekening.
De rechtbank heeft het verzoek van appellant om schadevergoeding afgewezen.
4. In hoger beroep handhaaft appellant zijn standpunt dat bij de indexering van het ongemaximeerde dagloon ten onrechte is uitgegaan van indexcijfer 117,3 (van mei 2007) in plaats van indexcijfer 115,3 (van mei 2006). Het ongemaximeerde dagloon moet volgens appellant worden vastgesteld op € 249,61. Daarnaast verzoekt appellant het Uwv om een toelichting van de berekening van het SV-loon.
5.1. Bij besluit van 18 augustus 2011 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 3). Het Uwv heeft aanleiding gezien de berekening van het maatman(uur)loon en de berekening van het ongemaximeerde dagloon te herzien. Het maatman(uur)loon, inclusief alle emolumenten op 4 mei 2009, wordt vastgesteld op € 33,25. De oorspronkelijke vaststelling van het maatman(uur)loon van € 34,96 blijft van toepassing. Het SV-loon in de loontijdvakken van 1 mei 2006 tot 1 mei 2007 wordt vastgesteld op € 60.642,80 en het gemiddelde dagloon op € 232,35. Na indexering naar de datum in geding (4 mei 2009) wordt het ongemaximeerde dagloon vastgesteld op € 232,35 x 125,4 : 117,3 =
€ 248,39. Het Uwv heeft een vergoeding toegekend voor de kosten in bezwaar en heeft bij besluit van 20 september 2011 de wettelijke rente aan appellant vergoed over de nabetaling van de IVA-uitkering.
5.2. Bij brief van 1 december 2011 heeft het Uwv toegelicht dat het bij de berekening van het dagloon ten onrechte gebruik heeft gemaakt van de CBS-indexering. Uit artikel 14 van de Wet WIA volgt dat bij de indexering van het dagloon gebruik moet worden gemaakt van de indexering die de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag volgt, dat bij indexering vanaf mei 2007 leidt tot een ongemaximeerd dagloon van € 246,72. Door het Uwv is besloten om niet ten nadele van appellant terug te komen van de berekening in bestreden besluit 3. Wel zal het Uwv door zijn uitkeringsafdeling laten beoordelen of dit per toekomende datum mogelijk is.
6.1. De Raad oordeelt als volgt.
6.2. Bij bestreden besluit 3 heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij het eerder ingenomen standpunt in bestreden besluit 2 niet is gehandhaafd. Om die reden kan de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, niet in stand blijven. Bestreden besluit 3 komt niet volledig tegemoet aan de bezwaren van appellant, zodat dit nieuwe besluit op de voet van de artikelen 6:18, 6:19, eerste lid, en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht in de beoordeling moet worden betrokken en het beroep tegen bestreden besluit 2 mede geacht wordt gericht te zijn tegen bestreden besluit 3.
6.3. Appellant handhaaft, onder verwijzing naar zijn beroepschrift van 26 oktober 2011, alleen het standpunt dat bij de berekening van het dagloon is uitgegaan van een onjuist indexcijfer. Het hoger beroep van appellant tegen bestreden besluit 3 slaagt niet. Terecht heeft de indexering van het ongemaximeerde dagloon plaats gevonden vanaf mei 2007, de datum dat appellant is uitgevallen voor zijn werkzaamheden. Dat volgens appellant bij de berekening van het maatmanloon door het Uwv wel wordt geïndexeerd vanaf mei 2006 doet hier niet aan af. Bij de vaststelling door het Uwv van het ongemaximeerde dagloon ingevolge de Wet WIA op € 248,39 in bestreden besluit 3, is appellant, gelet op de toelichting van het Uwv van 1 december 2011, welke toelichting niet concreet door appellant is bestreden, niet tekort gedaan.
6.4. Uit hetgeen is overwogen in 6.2 en 6.3 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voor zover aangevochten, het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond is, dat dit besluit moet worden vernietigd en dat het beroep tegen bestreden besluit 3 ongegrond moet worden verklaard.
7. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant voor in hoger beroep verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 472,-.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond en vernietigt dit besluit;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit 3 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 472,-;
- bepaalt dat het Uwv aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van € 152,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom als voorzitter en F.J.L. Pennings en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2013.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) I.J. Penning
TM