ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3503

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
10-6845 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de waardering van arbeidsongeschiktheid op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1943 in het voormalig Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster) van 18 november 2010. Dit besluit betrof de afwijzing van zijn aanvraag voor een invaliditeitsuitkering op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). De verweerster had in het bestreden besluit erkend dat appellant psychisch oorlogsletsel had, maar had hem slechts een uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 10. Appellant was het hier niet mee eens en stelde dat zijn arbeidsongeschiktheid ondergewaardeerd was en dat hij meer dan 20% arbeidsongeschikt was. Hij voerde ook aan dat hij lichamelijk letsel had overgehouden aan de oorlog, wat zijn arbeidsmogelijkheden verder had beperkt.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en het medisch rapport van de geneeskundig adviseur G.M. van der Molen als basis genomen voor de beoordeling. Deze arts concludeerde dat de psychische klachten van appellant voor een groot deel niet aan oorlogsgeweld waren toe te schrijven, wat leidde tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 20. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en dat er geen medische gegevens waren aangedragen die de beoordeling van de verweerster in twijfel trokken. De Raad benadrukte dat de AOR enkel de mate van arbeidsongeschiktheid als gevolg van eigen oorlogservaringen vaststelt en geen ruimte biedt voor het in aanmerking nemen van gemiste carrièrekansen.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het beroep ongegrond, wat betekent dat het besluit van de verweerster in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, met E. Heemsbergen als griffier, en vond plaats op 7 maart 2013.

Uitspraak

10/6845 AOR
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
de Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (verweerster)
Datum uitspraak: 7 maart 2013
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerster van 18 november 2010, kenmerk 0007472/CAOR (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Algemene oorlogsongevallenregeling (AOR).
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2013. Daar is appellant verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.H.G. Belleflamme en mr. R.L.M.J. Gielen.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is geboren in 1943 in het toenmalig Nederlands-Indië. In maart 2008 heeft hij een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de AOR. Bij besluit van 12 april 2010 heeft verweerster deze aanvraag afgewezen op de grond dat geen sprake is van oorlogsletsel in de zin van artikel 1 van de AOR.
1.2. Bij het bestreden besluit heeft verweerster het tegen het besluit van 12 april 2010 gerichte bezwaar gegrond verklaard. Alsnog is aanvaard dat bij appellant sprake is van psychisch oorlogsletsel en dat hij als gevolg van causale klachten voor 20% ongeschikt is voor het verrichten van passende arbeid ([functie]). Appellant is op grond hiervan in aanmerking gebracht voor een invaliditeitsuitkering berekend naar een uitkeringspercentage van 10.
2.1. In beroep heeft appellant met name aangevoerd dat zijn arbeidsongeschiktheid is ondergewaardeerd en dat deze op meer dan 20% moet worden vastgesteld. Verder heeft hij ook lichamelijk letsel (astmatische bronchitis) aan de oorlogsjaren overgehouden en zou hij zonder de oorlog ook meer arbeidsmogelijkheden hebben gehad, aldus appellant.
2.2. Verweerster heeft verwezen naar het medisch advies dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt.
3. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd overweegt de Raad als volgt.
3.1. Het standpunt van verweerster is hoofdzakelijk gebaseerd op het medisch rapport van de geneeskundig adviseur G.M. van der Molen, arts, die appellant thuis heeft bezocht. Deze arts heeft geconcludeerd dat bij appellant sprake is van psychische klachten en dat de met deze klachten gepaard gaande beperkingen leiden tot 50% algemene invaliditeit. Volgens hem moeten de psychische klachten voor een groot deel worden toegeschreven aan
niet-oorlogsgebonden life-events en kan niet meer dan 12,5 % daarvan in verband worden gebracht met het oorlogsgeweld, wat leidt tot een (afgerond) arbeidsongeschiktheidspercentage van 20. Met betrekking tot de bij appellant aanwezige longklachten heeft Van der Molen geoordeeld dat deze klachten moeten worden toegeschreven aan klimatologische omstandigheden gecombineerd met een constitutionele aandoening.
3.2. De Raad acht het bestreden besluit op grond van het onder 3.1. genoemde medisch rapport deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. In de voorhanden zijnde medische gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om het door verweerster op grond van dit rapport ingenomen standpunt onjuist te achten. Hierbij is van belang dat door appellant geen medische gegevens zijn aangedragen op basis waarvan aan de medische beoordeling getwijfeld zou moeten worden. Bij de toepassing van de AOR wordt uitsluitend de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld die een gevolg is van de eigen oorlogservaringen. De regeling biedt geen ruimte om daarbij ook gemiste carrièrekansen in aanmerking te nemen.
3.3. Het voorgaande betekent dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
4. De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) E. Heemsbergen