ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3494

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-5478 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vergoeding fysiotherapie op basis van Wubo voor oorlogsinvaliditeit

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1936 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Dit besluit, gedateerd 19 september 2012, betreft de afwijzing van een aanvraag voor een vergoeding voor fysiotherapie op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant was eerder erkend als burger-oorlogsslachtoffer vanwege blijvende psychische invaliditeit, maar de gewrichtsklachten en andere medische aandoeningen werden niet in verband gebracht met zijn oorlogservaringen.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 maart 2013 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 24 januari 2013 was appellant niet aanwezig, maar verweerder werd vertegenwoordigd door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag voor fysiotherapie in mei 2012 door verweerder is afgewezen, omdat appellant niet op basis van zijn oorlogsinvaliditeit recht had op deze vergoeding. De Raad heeft overwogen dat de medische gegevens en de door appellant ingediende aanvraag niet aantonen dat fysiotherapie noodzakelijk was in verband met zijn oorlogsinvaliditeit.

De Raad concludeert dat de gewrichtsklachten van appellant, die als degeneratieve aandoeningen zijn gekwalificeerd, niet in verband kunnen worden gebracht met zijn oorlogservaringen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe gegevens zijn ingediend die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Daarom houdt het bestreden besluit stand en wordt het beroep ongegrond verklaard. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

12/5478 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak 7 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 19 september 2012, kenmerk BZ01499989 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2013. Daar is appellant niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant is geboren in 1936 in het toenmalige Nederlands-Indië. Naar aanleiding van de aanvraag van juli 2009 is hij door verweerder op grond van blijvende psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Daarbij is ook het standpunt ingenomen dat de gewrichtsklachten, voetklachten, evenwichtsstoornissen en neurologische klachten niet in verband kunnen worden gebracht met de oorlogservaringen van appellant.
1.2. In mei 2012 heeft appellant bij verweerder een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor fysiotherapie. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen bij besluit van 5 juni 2012. Deze afwijzing is na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit. Daartoe is overwogen dat appellant op grond van psychische invaliditeit niet is aangewezen op deze voorzieningen.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
2.1. Op grond van artikel 32 van de Wubo komen voor vergoeding in aanmerking - kort weergegeven - de extra ten laste van het burger-oorlogsslachtoffer blijvende kosten van medische voorzieningen die noodzakelijk zijn in verband met zijn oorlogsinvaliditeit.
2.2. Op grond van de voorhanden zijnde medische gegevens en de door appellant zelf ingediende aanvraag is het voor de Raad voldoende duidelijk dat appellant niet vanwege zijn oorlogsinvaliditeit is aangewezen op fysiotherapie. Zo heeft een tweetal geneeskundig adviseurs op grond van informatie van de huisarts dr. E.J.W. Maarsingh geconcludeerd dat de therapie is voorgeschreven vanwege arthrose van de heupen en de knieën. Appellant heeft bij zijn aanvraag aangegeven dat de voorziening voor fysiotherapie nodig is in verband met loophulp en evenwichtsstoornissen. De gewrichtsklachten zijn naar aanleiding van de onder 1.1 genoemde aanvraag van 2009 al geduid als een degeneratieve aandoening ter zake waarvan een verband ontbreekt met de oorlogservaringen van appellant. Een dergelijk verband werd destijds ook niet aanvaard voor de evenwichtstoornissen. Gegevens die nu tot een ander standpunt zouden moet leiden zijn door appellant niet ingebracht. Onder deze omstandigheden biedt artikel 32 van de Wubo geen mogelijkheid om de gevraagde vergoeding toe te kennen.
2.3. Het voorgaande brengt mee dat het bestreden besluit in rechte stand houdt en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
3. De Raad ziet tot slot geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2013.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) E. Heemsbergen
HD