ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3328

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-2057 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandartskosten na ongeval

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1933, op 19 mei 2009 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor het niet vergoede deel van haar tandartskosten. Deze kosten waren ontstaan door schade aan haar gebit na een val over een opstaande tegel in haar tuin. Het college van burgemeester en wethouders van Almelo heeft de aanvraag op 29 juni 2009 afgewezen, en dit besluit is na bezwaar gehandhaafd op 1 september 2009. Het college stelde dat de kosten voor geleden schade niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan behoren volgens artikel 14 van de WWB, en dat er geen zeer dringende redenen waren om bijstandsverlening te verlenen op basis van artikel 16 van de WWB.

De rechtbank Almelo verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond. Appellante ging in hoger beroep, waarbij zij zich beroept op het beleid van het college dat bijzondere bijstand voor tandartskosten bij een ongeval biedt tot een maximum van € 950,-- per jaar, maar alleen voor verzekerden jonger dan 18 jaar. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het beleid van het college als buitenwettelijk begunstigend beleid moet worden gekwalificeerd, maar dat dit beleid consistent is toegepast. De Raad bevestigt dat de aanvraag van appellante terecht is afgewezen, omdat het beleid niet van toepassing is op haar situatie.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, met J. de Jong als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 maart 2013.

Uitspraak

11/2057 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 23 februari 2011, 09/1216 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Almelo (college)
Datum uitspraak 6 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M. Smit, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend en desgevraagd een nader stuk ingezonden.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 23 januari 2013. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren [in] 1933, heeft op 19 mei 2009 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor het niet vergoede deel van de tandartskosten die zij heeft moeten maken in verband met schade aan haar gebit na een val over een opstaande tegel in haar tuin.
1.2. Bij besluit van 29 juni 2009, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 september 2009 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat kosten met betrekking tot geleden of toegebrachte schade ingevolge artikel 14, aanhef en onder c, van de WWB niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan worden gerekend en dat geen zeer dringende redenen bestaan om op grond van artikel 16, eerste lid, van de WWB toch tot bijstandsverlening aan appellante over te gaan.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich op de hierna te bespreken grond tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is niet langer in geschil dat artikel 14, aanhef en onder c, van de WWB in de weg staat aan verlening van bijzondere bijstand voor de door appellante geleden schade en dat geen zeer dringende redenen bestaan om op grond van artikel 16 van de WWB toch bijzondere bijstand aan appellante te verlenen.
4.2. Appellante beroept zich op het beleid ‘Bijzondere bijstand tandartskosten volgens Garant Pakket (Collectieve verzekering)’ van het college op grond waarvan een verzekerde in aanmerking komt voor vergoeding van de kosten van tandheelkundige zorg, noodzakelijk geworden tengevolge van een ongeval, tot een maximum van € 950,-- per jaar.
4.3. Gelet op artikel 14, aanhef en onder c, van de WWB dient dit beleid te worden gekwalificeerd als buitenwettelijk begunstigend beleid. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 15 september 2009, LJN BJ8372) betekent dit dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als een gegeven wordt aanvaard, met dien verstande dat wordt getoetst of het beleid op consistente wijze is toegepast.
4.4. Dat is hier het geval. Het onder 4.2 weergegeven beleid over vergoeding van tandheelkundige kosten bij een ongeval is opgenomen in de paragraaf ‘Vergoeding voor verzekerden jonger dan 18 jaar’. Het college heeft bij brief van 20 december 2012 bevestigd dat dit beleid alleen van toepassing is op kinderen tot achttien jaar. Dit betekent dat het college de aanvraag van appellante overeenkomstig zijn beleid heeft afgewezen.
4.5. Uit 4.3 en 4.4 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van J. de Jong als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2013.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) J. de Jong
HD