ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3295

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-6549 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van duurzame gebruiksgoederen

In deze zaak heeft appellant, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een koelkast en een bankstel. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, omdat de kosten van duurzame gebruiksgoederen als incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan worden beschouwd. Appellant stelde dat zijn persoonlijke situatie, waaronder schulden, als bijzondere omstandigheden moesten worden aangemerkt, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden geen bijzondere omstandigheid vormt die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigt.

De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde de Raad dat de kosten voor de aanschaf van een koelkast en een bankstel in beginsel uit het inkomen van de betrokkene moeten worden bestreden. De Raad concludeerde dat appellant niet kon aantonen dat zijn situatie voldeed aan de vereisten voor bijzondere bijstand, aangezien de kosten van duurzame gebruiksgoederen voorzienbaar zijn en appellant op bijstandsniveau leefde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep af.

De uitspraak werd gedaan door W.F. Claessens, met V.C. Hartkamp als griffier, en vond plaats op 5 maart 2013. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

11/6549 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
22 september 2011, 11/3528 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (college)
Datum uitspraak 5 maart 2013.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van der Wal, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2013. Appellant is, met bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I. van Kesteren.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft op 18 maart 2011 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Wet werk en bijstand voor de kosten van een koelkast en een bankstel.
1.2. Bij besluit van 21 maart 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 juni 2011 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand afgewezen. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat de kosten van duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel bestreden dienen te worden uit het inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Alleen in bijzondere situaties wordt op deze regel een uitzondering gemaakt. Een dergelijke bijzondere situatie doet zich in het geval van appellant niet voor.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, aangevoerd dat zijn persoonlijke situatie aangemerkt moet worden als een bijzondere situatie. Het was voor hem niet voorzienbaar dat de koelkast, die zeventien jaar goed gefunctioneerd heeft, kapot zou gaan. Van hem kan niet worden gevergd dat hij rekening houdt met een onzekere toekomstige gebeurtenis. Appellant heeft nooit de mogelijkheid gehad om zelf te voorzien in de aanschaf van een bankstel, laat staan daarvoor te reserveren. De rechtbank heeft volgens hem dan ook ten onrechte geoordeeld dat de kosten van aanschaf van een koelkast en een bankstel voorzienbaar waren. Appellant heeft schulden. Ook hierdoor is het voor hem niet mogelijk om te reserveren. Van het ontstaan van de schulden valt hem geen verwijt te maken. De vaste rechtspraak van de Raad waarnaar de rechtbank heeft verwezen (CRvB 28 oktober 2008, LJN BG1820) en waarin is bepaald dat het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen niet aan te merken valt als een bijzondere omstandigheid, gaat volgens appellant in zijn geval om die reden niet op.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellant bijzonder bijstand heeft aangevraagd zich voordeden en dat die kosten in het geval van appellant noodzakelijk waren. Tussen partijen is in geschil of is voldaan aan het vereiste dat betreffende kosten voorvloeien uit bijzondere omstandigheden.
4.2. De kosten van duurzame gebruiksgoederen, zoals een koelkast en een bankstel, behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit het inkomen van de betrokkene hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Voor die kosten wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat die kosten niet uit het inkomen op het niveau van de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.3. Er is in dit geval geen grond voor het oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden als hiervoor bedoeld. Uit de stukken is gebleken dat appellant ten tijde in geding een inkomen op bijstandniveau had. Verder is het een vast gegeven dat duurzame gebruiksgoederen, zoals een koelkast, na verloop van tijd aan vervanging toe zijn en is van een onverwachte noodzaak tot het aanschaffen van een bankstel niet gebleken. Het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende terugbetalingsverplichtingen is geen bijzondere omstandigheid die het verlenen van bijzondere bijstand aan appellant rechtvaardigt. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 24 januari 2012, LJN BV2318), kunnen schulden dan wel het ontbreken van voldoende reserveringsruimte als gevolg daarvan, niet worden afgewenteld op de bijstand. Dat appellant, naar hij stelt, geen verwijt treft van het ontstaan van zijn schulden, speelt daarbij geen rol.
4.4. Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van V.C. Hartkamp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2013.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) V.C. Hartkamp
IJ