ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2795
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond inzake WAO-uitkering en schadevergoeding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 4 april 2012. De rechtbank had geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) geen uitvoering had gegeven aan eerdere uitspraken van de Raad en dat het Uwv niet mocht verrekenen met een openstaande schuld, omdat dit het inkomen van appellant onder de beslagvrije voet zou brengen. De rechtbank oordeelde ook dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, waarvoor het Uwv werd veroordeeld tot het betalen van € 3.500,- aan schadevergoeding.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het Uwv het bedrag van € 287,59 mocht verrekenen, wat in strijd zou zijn met eerdere uitspraken van de Raad. Appellant betoogde dat de financiële situatie in februari 2005 niet gecorrigeerd werd en dat er nog steeds een geschil was tussen hem en het Uwv. Het Uwv heeft echter gesteld dat het bedrag van € 287,59 inmiddels aan appellant is uitbetaald en dat de procedure niet over de vaststelling van een openstaand bedrag gaat.
De Raad heeft overwogen dat de rechtbank terecht alleen een oordeel heeft gegeven over de maand februari 2005, aangezien de overige maanden niet in geschil zijn. Het Uwv heeft afgezien van invordering van het nog openstaande bedrag, waardoor dit punt niet langer in geschil is. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door I.M.J. Hilhorst-Hagen, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 maart 2013.