ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- J.S. van der Kolk
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die als chef verkoop bij een levensmiddelenbedrijf werkzaam was. Appellant is sinds 2 mei 1991 arbeidsongeschikt door rugklachten en heeft in het verleden verschillende uitkeringen ontvangen, laatstelijk berekend op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Na een herbeoordeling door de verzekeringsarts M.V. Borkent op 28 september 2009, werd vastgesteld dat appellant lijdt aan een recidief HNP, linkerschouderklachten en een chronische depressie. De verzekeringsarts concludeerde dat appellant niet meer geschikt was voor zijn eigen werk, maar nog wel voor andere functies, wat leidde tot een herziening van de WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% per 19 januari 2010.
Appellant ging in bezwaar tegen deze herziening, waarbij hij stelde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat hij meer beperkingen had dan het Uwv had aangenomen. De bezwaarverzekeringsarts R.A. Admiraal concludeerde echter dat de beperkingen van appellant niet waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat het Uwv een zorgvuldig medisch onderzoek had ingesteld en dat de beperkingen van appellant correct waren vastgesteld. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij opnieuw zijn bezwaren tegen de geschiktheid van de geselecteerde functies naar voren bracht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd geoordeeld dat er geen aanleiding was om het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten. De Raad concludeerde dat de verzekeringsartsen adequaat hadden gehandeld en dat de door appellant aangevoerde gronden niet konden slagen. De beslissing van de rechtbank om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.