ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2673

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-4037 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van sollicitatie voor functie van eerste teamleider operaties op basis van geschiktheidseisen

In deze zaak heeft appellant, werkzaam als tweede teamleider bij de Brigade Limburg Zuid, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn sollicitatie naar de functie van eerste teamleider operaties in het district Zuid. De commandant der Koninklijke Marechaussee had op 11 december 2009 afwijzend beslist, en deze beslissing werd na bezwaar gehandhaafd op 19 mei 2010. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, die het beroep van appellant gegrond had verklaard maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand liet. Appellant stelde dat hij bodemgeschikt was en de enige kandidaat voor de functie, en dat de sollicitatiecommissie hem onvoldoende kansen had geboden op basis van eerdere ervaringen.

De Raad oordeelde dat de commandant op basis van de bevindingen van het sollicitatiegesprek afwijzend mocht beslissen. De commissie had geconcludeerd dat appellant niet voldeed aan de vereiste competenties zoals coaching, plannen en organiseren, besluitvaardigheid en flexibiliteit. De Raad volgde de rechtbank in het oordeel dat de commandant dringende redenen had om appellant niet de functie toe te wijzen, ondanks zijn eerdere goede prestaties als tweede teamleider. De uitspraak benadrukt het belang van selectiegesprekken in de beoordeling van geschiktheid voor hogere functies en bevestigt dat eerdere ervaringen van commissieleden niet automatisch leiden tot een eerlijke kans voor de kandidaat.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 28 februari 2013.

Uitspraak

11/4037 MAW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 25 mei 2011, 10/4547 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de commandant der Koninklijke marechaussee (commandant)
Datum uitspraak 28 februari 2013.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De commandant heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 17 januari 2013, waar appellant is verschenen, bijgestaan door mr. H.W.F.M. Schmitz. De commandant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.N. Koster.
OVERWEGINGEN
1. Appellant heeft op 4 november 2009 gesolliciteerd naar de functie van eerste teamleider operaties in het district Zuid, brigade Babant Zuid. Hij was toen werkzaam als tweede teamleider bij de Brigade Limburg Zuid in de rang van adjudant. Bij besluit van 11 december 2009 heeft de commandant hierop afwijzend beslist, welke afwijzing na bezwaar is gehandhaafd bij besluit van 19 mei 2010.
2. De rechtbank heeft het door appellant tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.
3. In beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit van 19 mei 2010 in stand heeft gelaten. Appellant was bodemgeschikt en de enige kandidaat voor de geambieerde functie, op grond waarvan de functie aan hem had moeten worden toegewezen. Het beoordelen van zijn competenties alleen op basis van een sollicitatiegesprek is naar zijn mening onvoldoende. Appellant zou geen eerlijke kans hebben gekregen, omdat de voorzitter van de sollicitatiecommissie in een eerdere functie tekortkomingen heeft geconstateerd bij hem. Er is volgens appellant onvoldoende rekening gehouden met zijn staat van dienst en goede wijze van functioneren.
4. De commandant heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5. De Raad volgt de rechtbank in het oordeel dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 19 mei 2010 in stand kunnen worden gelaten.
5.1. Niet in geschil is dat appellant bodemgeschikt was voor de door hem geambieerde functie van eerste teamleider. Volgens het op basis van de tot 1 februari 2011 geldende Beleidsregel aanstelling, functietoewijzing en bevordering defensie gevoerde beleid krijgt de bodemgeschikte kandidaat als hij de enige kandidaat is de functie toegewezen, tenzij er op basis van nadere selectie dringende redenen zijn deze persoon de functie niet toe te wijzen.
5.2. In het onderhavige geval heeft de commandant dringende redenen aanwezig geacht, omdat de sollicitatiecommissie op basis van het gesprek met appellant tot de conclusie was gekomen dat hij onvoldoende visie had getoond en niet voldeed aan de voor de functie vereiste competenties coaching, plannen en organiseren, besluitvaardigheid en flexibiliteit.
5.3. Zoals van de zijde van de commandant in beroep en hoger beroep nader is toegelicht, is bij de beoordeling van de geschiktheid van een kandidaat voor een bepaalde functie het belang van de selectiegesprekken in de loop van de tijd toegenomen. Op grond van de bevindingen bij het sollicitatiegesprek heeft de commandant afwijzend mogen beslissen, omdat de vereiste bekwaamheid en geschiktheid niet aanwezig werd geacht. De vereiste competenties zijn vermeld in de beschrijving van de vacature, dus deze waren aan appellant bekend. Voldoende is onderbouwd dat op basis van het gesprek niet tot de conclusie kon worden gekomen dat appellant aan deze competenties voldeed. Dat appellant door de eerdere ervaringen van de voorzitter van die commissie met hem geen eerlijke kans heeft gekregen is onvoldoende gebleken. Ook de andere leden van de commissie kwamen tot hetzelfde oordeel en het advies van de commissie omvatte ook positieve punten. Dat appellant in zijn functie van tweede teamleider goed scoorde op de genoemde punten wil nog niet zeggen dat dit ook zal gelden voor een functie op een hoger niveau. De eerder wel beloonde visie is eveneens gerelateerd aan dat functieniveau.
5.4. Gezien het vorenstaande komt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, voor bevestiging in aanmerking.
6. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en B. Barentsen en G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) S.K. Dekker
HD