ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2130

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-3208 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ingangsdatum van de uitkering ingevolge de Ziektewet na ziekmelding tijdens werkloosheid

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.M.J. Graus, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de ingangsdatum van zijn uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW). De appellant had zich op 27 oktober 2009 ziekgemeld terwijl hij een werkloosheidsuitkering ontving. Het Uwv had hem meegedeeld dat zijn uitkering bij ziekte dertien weken zou worden doorbetaald en dat hij recht had op een ZW-uitkering vanaf 26 januari 2010.

De rechtbank had in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat de datum van ziekmelding niet betwist was en dat de eerder door het Uwv genomen besluiten in rechte onaantastbaar waren. De appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat hij vanaf oktober 2005 onafgebroken arbeidsongeschikt was, maar kon dit niet onderbouwen met nieuwe medische stukken. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de argumenten van de appellant niet voldoende waren om van het eerdere oordeel af te wijken.

De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van griffier D. Heeremans, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

11/3208 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van
14 april 2011, 10/1004 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 20 februari 2013
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.M.J. Graus, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2013. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Graus. Voor het Uwv is drs. R. Spanjer verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Bij zijn oordeelsvorming gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellant heeft zich, toen hij een werkloosheidsuitkering ontving, op 27 oktober 2009 ziekgemeld. Bij besluit van 14 januari 2010 is appellant meegedeeld dat de uitkering ingevolge de Werkloosheidswet bij ziekte dertien weken wordt doorbetaald en dat hij ingaande 26 januari 2010 recht heeft op een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW).
1.2. Bij beslissing op bezwaar van 31 mei 2010 (bestreden besluit) is dit besluit gehandhaafd.
1.3. Appellant heeft in beroep naar voren gebracht dat hij zich kan vinden in dit besluit maar dat hij het niet eens is met de voorgeschiedenis. Appellant vindt zichzelf vanaf oktober 2005 onafgebroken en doorlopend arbeidsongeschikt en voelt zich in zoverre tekort gedaan.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en daartoe overwogen dat de datum van ziekmelding 27 oktober 2009 niet is betwist. Ten aanzien van de voorgeschiedenis heeft de rechtbank geoordeeld dat de eerder ten aanzien van appellant - door het Uwv - genomen besluiten in rechte onaantastbaar zijn en dat het gestelde niet kan leiden tot een eerdere ingangsdatum. Het Uwv heeft dan ook op goede gronden besloten om appellant met ingang van 26 januari 2010 een uitkering ingevolge de ZW toe te kennen.
3. De Raad oordeelt als volgt.
3.1. Hetgeen appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht maar niet heeft onderbouwd met nadere (medische) stukken of verklaringen, is een herhaling van hetgeen in beroep naar voren is gebracht en geeft geen reden om van het oordeel van de rechtbank, neergelegd in de aangevallen uitspraak, af te wijken en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen niet te onderschrijven.
3.2. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
4. De Raad acht geen termen aanwezig om te komen tot een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2013.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) D. Heeremans
JL