ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2103

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 februari 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
12-3660 WUBO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkheid wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 februari 2013 uitspraak gedaan over een verzet tegen de niet-ontvankelijkheid van een verzoeker wegens het niet betalen van griffierecht. De verzoeker, vertegenwoordigd door [J.], had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 18 oktober 2012, waarin het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad had in die uitspraak vastgesteld dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. De gemachtigde van de verzoeker voerde aan dat hij het griffierecht niet had betaald omdat verzoeker in het buitenland verbleef en hij daardoor niet in contact kon komen met verzoeker.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde was om de Raad tijdig te informeren over de situatie van verzoeker. Aangezien de gemachtigde dit had nagelaten, kon niet worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim was. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is ondertekend door T.G.M. Simons, met D.W.M. Kaldenhoven als griffier.

Uitspraak

12/3660 WUBO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 oktober 2011, 10/2842
Partijen:
[A. te B. ] (verzoeker)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 22 februari 2013
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 in verbinding met artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 18 oktober 2012 heeft de Raad het namens verzoeker door [J.] gedane verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 13 oktober 2011, 10/2842, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 18 oktober 2012 heeft [J.] namens verzoeker verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 28 januari 2013, waar partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 18 oktober 2012 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend aan de gemachtigde verzonden - brief van 6 augustus 2012 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat verzoeker niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In het verzetschrift heeft de gemachtigde aangevoerd dat hij het griffierecht niet heeft betaald omdat verzoeker in het buitenland verbleef en overleg daardoor niet mogelijk was.
De Raad is van oordeel dat het op de weg van de gemachtigde had gelegen de Raad binnen de in de brief van 6 augustus 2012 gestelde termijn te berichten dat hij verzoeker in verband met een verblijf in het buitenland niet kon bereiken. Dat heeft hij echter niet gedaan. Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 februari 2013.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven