ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1799
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WW-uitkering na verblijf in het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WW-uitkering van appellante, die voor langere tijd naar Ankara, Turkije, zou verhuizen. Appellante ontving sinds 3 januari 2011 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Na haar mededeling dat zij per 9 januari 2011 naar het buitenland zou vertrekken, heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) haar uitkering per 10 januari 2011 beëindigd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die eerder het beroep van appellante ongegrond verklaarde. De rechtbank stelde vast dat appellante vanaf 9 januari 2011 niet meer in Nederland woonde en dat zij daarom geen recht meer had op de WW-uitkering. De relevante artikelen van de WW, namelijk artikel 19, lid 1, aanhef en onder e, en artikel 20, lid 1, aanhef en onder d, bieden geen ruimte voor een belangenafweging of flexibele toepassing afhankelijk van de omstandigheden. Appellante had in hoger beroep herhaald dat zij een afweging van belangen wenste, maar de Raad oordeelde dat de wetgeving dwingend is en geen ruimte laat voor dergelijke overwegingen. De uitspraak bevestigt de strikte toepassing van de wet in gevallen van verblijf in het buitenland.