ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1793
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een brief van het Uwv als besluit in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, een chauffeur die in dienst was van een werkgever die failliet was gegaan, had een aanvraag ingediend bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) voor vergoeding van onbetaald loon en vakantiedagen. Het Uwv had op 12 juli 2011 een besluit genomen waarin het appellant een uitkering toekende. Later, op 23 augustus 2011, ontving appellant een brief van het Uwv waarin werd uitgelegd dat zijn salaris een all-in loon was, en dat er geen aparte vergoedingen voor vakantietoeslag en zondaguren zouden zijn. Appellant maakte bezwaar tegen deze brief, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv het bezwaar ten onrechte had opgevat als een bezwaar tegen het besluit van 12 juli 2011 en verklaarde het beroep van appellant gegrond. De rechtbank concludeerde dat de brief van 23 augustus 2011 geen nieuw besluit was, maar slechts een uitleg van het eerdere besluit. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de brief van 23 augustus 2011 geen besluit was in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant had zijn bezwaar tegen de vakantietoeslag en andere vergoedingen moeten indienen tegen het oorspronkelijke besluit van 12 juli 2011.
De Raad kwam tot de conclusie dat de brief van 23 augustus 2011 geen rechtsgevolgen in het leven had geroepen die niet al waren ontstaan door het eerdere besluit. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 20 februari 2013.