ECLI:NL:CRVB:2013:BZ1761
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante, die voorheen als schoonmaakster werkte. Appellante had zich op 27 januari 2010 ziek gemeld vanwege diverse lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beëindigde haar uitkering per 22 maart 2010, op basis van het oordeel van verzekeringsarts A.M.C. Vergroesen, die concludeerde dat appellante weer geschikt was voor arbeid. Appellante ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Rotterdam verklaarde haar beroep ongegrond op 16 juni 2011.
In hoger beroep heeft appellante geen nieuwe medische informatie gepresenteerd die zou kunnen aantonen dat haar belastbaarheid op de datum in geding niet correct was vastgesteld. De Centrale Raad van Beroep onderschreef het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat appellante weer in staat was om haar werkzaamheden te verrichten. De rechtbank had vastgesteld dat het medisch onderzoek door de (bezwaar)verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd en dat de klachten van appellante voldoende waren meegewogen in de beoordeling.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak werd gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van griffier D. Heeremans, en werd openbaar uitgesproken op 20 februari 2013.